samenvatting | datering | |
---|---|---|
Eiser Hendrik Teunisz contra gedaagde Aalt Evertsz, won. aan Bavoort. Hendrik eist betaling van 35 gulden voor verdiend bodeloon en 20 gulden voor het weiden van schapen. Aalt geeft de 35 gulden toe, maar de 20 gulden niet, want Hendrik heeft slecht voor de schapen gezorgd en dat heeft hem 70 gulden gekost. Hij is bereid 10 gulden te betalen. De zaak wordt uitgesteld. | 16-03-1707 | |
Eiser Wouter Cornelisz, won. op Voscuijlen contra gedaagde Gabriel Jozephsz. Wouter eist betaling van 76 gulden pacht over 1704 en 1705 met aftrek van 1-10-0 voor drie dagen werken. Gabriel zegt dat hij vier dagen heeft gewerkt en dat Wouter hem de pacht over 1705 had kwijtgescholden in aanwezigheid van Andries Dirksz en Arien Jacobsz. Uitspraak: 76 gulden betalen met aftrek van 2 gulden arbeidsloon en 30 gulden kwijtschelding en 25 gulden voor het missen van een kamer. | 14-12-1706 | |
Eiser Jan Jansz als oom en voogd van Aaltje Thonis contra gedaagde Thonis Tijmansz. Jan eist betaling van 42 gulden smartegeld omdat Thonis de neus van Aaltje had verwond met een mes. Volgens akkoord in aanwezigheid van buurmeester Willem Dirksz en gerechtsbode van Leusden Huijbert ter Schuer. Ook nog 5 gulden door de vader van Thonis beloofd voor leges en verteringen gedaan ten huize van Tijmen Geurtsz. Thonis zegt dat zijn vader is bedrogen en dat de wond lang zo erg niet was als werd voorgesteld. Hij heeft 10 gulden betaald als loon voor de chirurgijn. Uitspraak: betalen. Thonis Tijmansz gaat in hoger beroep bij het Hof van Utrecht. | 04-03-1706 | |
Eiser Willem Jansz contra gedaagde Gerrit Saren. Willem eist betaling van 26 gulden voor verdiend loon van zijn dochter in dienst bij Gerrit. Met aftrek van 1 gulden, omdat de dochter ziek is geworden en uiteindelijk is gestorven. Gerrit zegt dat het meisje gezond is vertrokken en dat hij bereid is 10 gulden te betalen. Uitspraak: 19-10-0 betalen met aftrek van 1 gulden. | 03-03-1706 | |
Eiser Teuntje Jans namens haar minderjarige dochter Mietje Dirks contra gedaagde Willem Jansz. Teuntje eist betaling van 10 gulden loon voor Mietje, met linnen voor twee schortdoeken en twee hemden. Uitstel omdat de gedaagde niet verscheen. Voortgezet d.d. 03-12-1705. Willem zegt dat zij is weggelopen. Door bemiddeling van buurmeester Willem Dirksz komt het tot een akkoord: Willem betaald 4 gulden loon. | 17-09-1705 | |
Eiser Reijer Willemsz contra gedaagde Gerrit Jansz, won. tegenover de Mof. Reijer zegt dat Gerrit zijn bijstede te dicht bij hem heeft geplaatst volgens besluit van d.d. 08-04-1614. Gerrit zegt dat deze op dezelfde plaats staat als altijd. Buurmeesters Arien Saren en Adriaan Jacobsz onderzoeken de zaak. Uitspraak: de bijstede mag blijven staan en Reijer moet de proceskosten betalen. | 17-07-1705 | |
Eiser Jantje Jans, dienstmeid van Peter Petersz, op Ruijtenbeek contra gedaagde Peter Petersz, op Ruijtenbeek. Jantje eist betaling van 16-10-0 gulden voor een half jaar loon met een paar schoenen a 2 gulden, een schortdoek en vier ellen henniplaken a 2 gulden, dus totaal 20-10-0 gulden. Peter zegt dat er ruzie is geweest omdat Jantjes kind over zakken had gelopen en dat Jantje zelf was weggegaan. Het gerecht verhoort de knechten van Peter en veroordeelt Peter in het betalen van 10 gulden loon. | 01-07-1705 | |
Eiser Jan Roelen, won. Leusden contra gedaagde Jantje Buijs Schimmels weduwe, koster van Leusden. Jan eist betaling van 71-15-0 gulden die hij voor haar d.d. 19-10-1698 betaald had aan Thijs Hermansz voor 41 gekochte schapen. Met aftrek van 7-10-0 gulden, die al betaald was. Er is beslag gelegd op de helft van de schapen. Arien Willemsz Schimmel, haar zoon, vraagt uitstel. Voortgezet d.d. 02-12-1705 en uitgesteld tot de volgende dag. Jantje verklaart dat zij samen met Jan de 41 schapen had gekocht en dat zij haar helft van de gekochte schapen heeft betaald met hooi en met geld. | 01-07-1705 | |
Eiser Peter Otten en zijn vrouw Marritje Saren contra Daniel Rijksz, op Oijevaarshorst. Peter eist 6-9-8 gulden van Daniel voor brandewijn, geleverd tussen de Scherpenzeelse kermis en de Amersfoortse Ossenmarkt. Daniel bekent en zal binnen acht dagen betalen. | 03-12-1704 | |
Eiser Cornelis Cornelisz, op den Teut, onder Maarsbergen, als vader van zijn minderjarige dochter, contra gedaagde Johannes Elissen, won. Maarn. Cornelis eist 1-10-0 gulden voor 'herengelt'. Johannes heeft de helft ingehouden toen de dochter van Cornelis daar werkte en nu moet Cornelis het 'herengelt' helemaal betalen. Johannes bekent en zal betalen. | 02-12-1704 | |
Eisers Teunis en Willem Jansz van Lambalgen, als ooms en voogden van de twee nagelaten kinderen van hun zuster en haar man Gerrit Cornelisz contra gedaagde Gerrit Cornelisz. Gerrit moet de meubels, goud, zilver en kleding die van zijn vrouw waren overgeven aan de voogden van zijn kinderen volgens magescheid. Uitspraak: Cornelis moet een borg stellen. | 21-06-1703 | |
Eiser Barend Jansz contra Jannigje, wed. Buijs Schimmel, kosterin. Barend eist 20 gulden pacht voor het land genaamd Veltschoor over 1683 en 1684. En nog 9-9-0 Slaperdijksgeld over dit land. De zaak wordt uitgesteld. D.d. 19-09-1703 is de uitspraak: binnen een maand betalen. Voortgezet op d.d. 03-12-1704. Barend heeft de 20 gulden gehad, maar nog geen Slaperdijksgeld. Uitspraak: hij moet zelf 4-4-0 gulden Slaperdijksgeld betalen. | 20-06-1703 | |
Eiser Cornelis Jansz Schothorst contra gedaagde Johannes Cornelisz. Cornelis zegt dat de paarden die op het land van de weduwe Verschuur hebben gelopen zijn uitgebroken omdat de heining tussen zijn land en dat van Johannes niet onderhouden is. Daarom moet Johannes de boete betalen. Johannes ontkent en vraagt bewijs. De zaak wordt uitgesteld. | 23-06-1702 | |
Eiser de meentgraaf en heemraden van de 26 hoeven van de Leusderberg contra de gedaagde Cornelis Gijsbertsz, won. op de Zuijdwind, onder Hamersveld. Zij eisen 3 stuivers per schaap boete omdat Cornelis zijn schapen illegaal op de Leusderberg had geweid. Volgens de ordonnantie van d.d. 09-07-1631 en 09-08-1631. Ook nog 2 stuivers per schaap boete volgens placaat van d.d. 09-07-1629, waarvan de ene helft voor de schout en de andere helft voor de schutmeester is. Cornelis bekent schuld. Hij krijgt 4 gulden boete voor 80 schapen en 6 gulden voor de schutmeester en de proceskosten. | 17-05-1702 | |
Eiser Gerrit Aalten contra gedaagde Petrus Philippus van Blockland. Gerrit is boos omdat zijn koe van Geerestein is weggelopen naar het erf de Zuijdwind en door Blockland naar Oijevaarshorst is meegenomen. Wordt dd.d. 16-12-1701 voortgezet wegens afwezigheid van Blockland. Uitspraak: de koe terug geven. | 14-12-1701 | |
Eiser Jan Geurtsz namens zijn moeder Marrigje Willems, weduwe, contra gedaagde Cornelis Jansz Schothorst. Jan zegt dat de ram van Cornelis vaak bij zijn schapen heeft gelopen. Hij vocht met de ram van Jan, die aan de verwondingen was gestorven. Hij eist 8 gulden schadevergoeding. Cornelis ontkent. Uitspraak: Jan krijgt tot de Ossenmarkt de tijd om te bewijzen dat het de ram van Cornelis was. Dezelfde partijen hebben nog een conflict: Jan eist betaling van een schepel rogge of 3 gulden die Cornelis had beloofd voor de schade die zijn schapen in het koren hadden aangericht in 1698. Ook nog 1-10-0 gulden voor verschuldigde smalle tiend. Uitspraak: betalen. | 14-12-1701 | |
Eiser Petrus Philippus van Blockland, won. op Oijevaarshorst contra gedaagde Gijsbert Petersz, won. op de hofstede van procureur Anthonij Goudoever in Leusbroek. Van Blockland eist schadevergoeding voor het schutten van 93 schapen. Het gerecht oordeelt dat de schapen ten onrechte waren geschut en dat een schadevergoeding terecht is. De zaak wordt nu voor het Hof van Utrecht verder gevoerd. Anthonij Goudoever stelt zich borg voor Gijsbert. Op verzoek zullen de schapen direct worden vervoerd naar Geurt Sijmonsz, waard aan de Zwarte Steeg. Voortgezet op d.d. 15-12-1701. Gijsbert eist betaling van de kosten binnen 14 dagen. | 30-09-1701 | |
Jan Jansz, won. op de Zuijdwind is 60 gulden twee paar schoenen en twee hemden schuldig aan zijn knecht Hendrick Jansz. En 40 gulden twee paar schoenen en twee hemden schuldig aan zijn knecht Jan Jansz. En 23 gulden een paar schoenen, een hemd en twee schortdoeken schuldig aan zijn meid Hendrikje Hendriks. En 12 gulden schuldig aan zijn meid Jantje Jans. En 10 gulden aan Willem Jansz, ploegdrijver. Hij zal in 1701 betalen en stelt zijn bezittingen als onderpand. | 27-09-1701 | |
Eiser Swijnenvoort namens Lucas Willem van Essen, Helberg en Schaffelaar contra gedaagde Teunis Teunisz Kuijer. Teunis moet de schade betalen die veroorzaakt is doordat hij een heul heeft gelegd in Hermen Jansz Dam waardoor het land van de eiser is overstroomd. Geen uitspraak wegens afwezigheid van de gedaagde. | 07-06-1701 | |
Eiser Willem Cornelisz, op Eijkelenburg contra gedaagde Jan Thijsz, won. Maarn. Willem eist 3-5-0 gulden van Jan omdat Jans hond in december 1700 een ooi bij de woning van Willem de keel heeft doorgebeten. Een ander schaap heeft hij in de sloot gejaagd. Nog 52 gulden omdat dezelfde hond in februari 1701 16 schapen heeft gedood. Dit bedrag is geschat door buurmeester Peter Meusz en oud-buurmeester Jacob Lambertsz, beiden te Maarn. Willem heeft 14 gulden voor de vellen gekregen. Deze kunnen worden afgetrokken. Jan zegt dat hij toen ziek op bed lag en er niets van heeft gemerkt. Willem heeft de hond zelf gezien en ook zijn dochtertje Gerrighje Willems, die de schapen hoedde, heeft het gezien. Ook Cornelis Gijsbertsz, zoon van Gijsbert Cornelisz zaliger, heeft het eerste geval gezien. Het gerecht probeert tot een akkoord te komen, maar dat mislukt door weigering van de gedaagde. De zaak wordt uitgesteld. | 29-03-1701 | |