samenvatting | datering | |
---|---|---|
Eiser de weduwe van Willem Hendriksz, won. Bavoort, onder Leusden, contra gedaagde Johannes van Cleef, molenaar. De weduwe eist 16-9-8 gulden voor geleverde drank aan de knechten van Johannes en voor schoolgeld. Johannes verzoekt een andere 'citatie'. Voortgezet d.d. 29-05-1755 en 10-11-1755. Uitspraak: betalen. | 18-02-1755 | |
Eiser Elis Hermensz, won. in de Gansekuijl, bij de Treek, onder Leusden, contra Jan Schothorst, won. Leusden. Elis eist 4-10-0 gulden voor twee geleverde kalveren. Uitspraak: betalen. | 19-12-1754 | |
Eiser Willem Muijs, bakker, won. Amersfoort, contra gedaagde Jan Schothorst, won. Leusden. Willem eist 23-4-8 gulden loon voor houthakken. Uitspraak: 18-4-8 gulden betalen. Jan gaat in hoger beroep bij het Hof van Utrecht. | 19-12-1754 | |
Eiser Teunis Teunisz, gewezen knecht van de weduwe Blokland, contra gedaagde de weduwe Blokland. Teunis eist 60 gulden voor drievierde jaar loon. De weduwe verzoekt een andere 'citatie'. | 30-07-1754 | |
Eiser Adrianus van Cooth, won. Amersfoort, contra Jan Schothorst, won. Leusden. Adrianus eist 9 gulden huur over 1753 voor een hoek land, onder Amersfoort. Jan verzoekt een andere 'citatie'. | 25-04-1753 | |
Eiser Maas Cornelisz, won. Leusbroek, contra gedaagde Jan Evertsz Boersen, won. Leusbroek. Maas eist 15 gulden voor voorgeschoten geld aan Teunis Teunisz, timmerman. Jan ontkent dit. De zaak wordt uitgesteld. | 25-04-1753 | |
Eiser Aart Thijsz, won. Hamersveld, contra gedaagde Cornelis van Asch, won. Hamersveld. Aart eist 5 gulden voor een jaar weiloon van twee paarden in 1752. Cornelis zegt dat de paarden niet zijn geweid. Uitspraak: 2-10-0 gulden betalen. | 25-04-1753 | |
Eiser Johannes Jonas, raad en schepen van Amersfoort, contra gedaagde Leendert Petersz, won. Hamersveld. Johannes eist 9-14-0 gulden voor geleverde drie vimmen en 88 bossen riet. Met aftrek van 2-5-0 gulden voor geleverde arbeid door Leendert en 1-4-0 voor kersen. Verder zal Leendert bomen snoeien voor de eiser staande langs een laan van de Zwarte Steeg tot aan de Maat van de eiser. Zonder opgaaf van reden mocht Leendert de gemakkelijkst te snoeien bomen niet doen. Johannes zegt van het snoeien niets te weten. Uitspraak: 6-5-0 betalen. | 15-02-1753 | |
Eiser Hendrik Cornelisz, won. Hamersveld, contra gedaagde Teunis Fransz, won. Hamersveld. Hendrik eist 10 gulden voor een geleverde zij spek en drie vimmen rijshout. Teunis verzoekt een andere 'citatie'. | 07-12-1752 | |
Eiser Evertje Willems, wed. Teunis Aalbertsz, won. Leusbroek, contra gedaagde Hendrik Gijsbertsz Cruijf, won. Leusbroek. Evertje eist 4-16-8 gulden restsom voor vier verkochte beesten. Hendrik verzoekt een andere 'citatie'. | 07-12-1752 | |
Eiser Willem Hendriksz, won. Hamersveld, contra gedaagde Jacob van de Haar, won. Leusbroek. Willem eist 2 gulden tolgeld voor het passeren met zijn bijen op weg naar Culemborg en voor twee dagen arbeidsloon. Jacob ontkent en eist van zijn kant 3 gulden van Willem. Uitspraak: niemand hoeft te betalen. | 07-12-1752 | |
Eiser Jan Elbertsz, won. Hoevelaken, contra Leendert Petersz, won. Hamersveld. Jan eist 4 gulden restsom voor het brengen van een voer turf in 1750. Leendert verzoekt een andere 'citatie'. | 07-12-1752 | |
Eiser Thijs Jansz Combij, won. op Claverenblad, onder Hamersveld, contra gedaagde Heijmen Rijksz, won. Hamersveld. Thijs eist 10-10-0 gulden restsom voor huishuur van het huis dat door Heijmen is bewoond geweest. Heijmen verzoekt een andere 'citatie'. | 07-12-1752 | |
Eiser Saar Ravesloot, won. aan 't Heetveld, contra gedaagde Maas Stevensz, won. Leusbroek. Saar eist betaling van 'leges' voor twee dagen werken. Maas zegt die betaald te hebben met 2-5-0 gulden. Uitspraak: na het horen van getuigen wordt de eis verworpen. | 30-11-1751 | |
Eiser Jans Jansz, won. Hamersveld, contra gedaagde Teunis Aalbertsz, won. Hamersveld. Jan eist dat Teunis hem het paard zal leveren dat hij met zijn paard had geruild met toebetaling van zes gulden. Uitspraak: ieder houdt zijn paard en Aalbert moet de 6 gulden betalen aan Jan. | 15-02-1751 | |
Eiser Teunis Fransen, mr. timmerman, contra gedaagde Aaltje Everts, meerderjarig dr., won. onder Snorrenhoef. Teunis eist 40 gulden restsom voor het vernieuwen van 't Hoendernest, onder Snorrenhoef. En 12 gulden voor geleverd hout. Aaltje zegt de betalen als Teunis het huis gerepareerd heeft zoals afgesproken. Uitspraak: Aaltje moet een gulden 'in extentie' aan Teunis betalen. | 15-02-1751 | |
Eiser Otto Otten, getrouwd met Weijmtje Cornelis, contra gedaagde Jan Cornelisz Schothorst en Gijsbert Tijmensz, gewezen voogden van Weijmtje Cornelis. Otto eist de helft van de kleding, wollen stof, goud en zilver uit de nalatenschap van zijn schoonmoeder. Bovendien de heft van zes lakens, een servet, twee bossen garen en een eiken kist en 75 gulden die de voogden ontvangen hadden van Sander van Zijl. De voogden erkennen de schuld en vragen een betalingsregeling. Dat wordt toegestaan. | 03-11-1750 | |
Eiser Teunis Fransen, mr. timmerman, contra Hendrik Gerritsen, waard en zijn vrouw Claasje Gerrits van Manen, won. Snorrenhoef. Teunis eist 20 gulden schadevergoeding voor verbrand hout. Hendrik ontkent. Uitspraak: Hendrik hoeft geen schadevergoeding te betalen. Teunis gaat in hoger beroep bij het Hof van Utrecht. | 03-11-1750 | |
Eiser Aalbert Nieuwenhuijs, molenaar op de Zandbrinker molen contra Teunis Evertsen, knecht. Aalbert eist 42 gulden voor 14 weken kostgeld en het lenen van zijn paard. En nog 30 gulden schadevergoeding voor de schade die Teunis in zijn dienst had veroorzaakt. Teunis zegt dat hij met kar en paard had gewerkt voor Aalbert en dat hij gratis kost en drank zou krijgen. Aalbert zegt dat hij Teunis voor zes jaar had aangesteld, maar dat hij zijn vrachtdiensten vaak niet deed, waardoor Aalbert veel klanten was verloren. Uitspraak: 6 gulden betalen. Teunis gaat in hoger beroep bij het Hof van Utrecht. | 20-08-1750 | |
Eiser Aart Dirksz van de Wetering, schepen van Leusden, contra Hendrik Gijsbertsz de Cruijf, won. Leusbroek. Aart eist betaling van 11-5-0 gulden voor een publiek gekocht perceel hout op d.d. 06-01-1749. En nog 36 gulden huishuur en landpacht, waarvan 8 gulden is betaald. Uitspraak: betalen. | 20-08-1750 | |