Logo - Archief Eemland

Neeltgen Frans was overleden en liet achter haar man, Jan Bartszn. en hun dochtertje, genaamd Jannichgen. Daarom is het dat Jan Bartszn., als vader, met Frans Janszn., als grootvader van Jannichgen zijn overeengekomen dat Frans Janszn. het kind bij zich zal nemen en op zijn kosten zal grootbrengen tot de mondige jaren, en haar na zijn dood zal stellen in de erfenis in de plaats van haar moeder, mits dat hij ten behoeve van haar ook de clederen zal nemen, zowel linnen als wollen, die ten liive van Neeltgen en Jannichgen hebben behoord alsmede de kist van Neeltgen. Frans Janszn. zal mettertijd ook een nieuw bed voor Jannichgen bestellen, hetgeen hij aan Neeltgen beloofd had. Daar tegenover zal Jan Bartszn. hebben en behouden de resterende boedel, actiën en credieten, niets uitgezonderd, en al de uit- en doodschulden betalen, geen uitgezonderd en hij zal Jannichgen daarvan vrijen. Indien Jannichgen overlijdt zonder geboorte na te laten, dan zullen de goederen die zij nalaat vererven aan de zijde waarvan ze gekomen zijn, waarmee Jan Bartszn. van zijn kind gescheiden is en blijven zal ten eeuwigen dage.. Voor de schulden van Jan Bartszn. stelt zich borg Wouter Bartszn., zijn broer. De akte is ook getekend door Geertgen, vrouw van Frans Janszn.

Thijman Goorts en zijn huisvrouw, ter ene zijde en Thijman Henricxzn. ter andere zijde. Zij zijn overeengekomen dat Goorts met zijn timmergereedschap zal mogen werken in de gevel van Henricxzn.'s huis, die uitkomt achter op de plaats van Goorts, en dit tot wederopzegging door Henricxzn. of navolgende eigenaren van zijn huis. Wel te verstaan dat intussen, te weten zolang de voornoemde gunning zal duren, Goorts of de eigenaren van zijn huis, de lichtinval niet zullen mogen betimmeren, welke het huis van Henricxzn. krijgt op de achterplaats van Goorts. En zoals de voorouders van Henricxzn. aan Goorts of zijn ouders gegund hebben de zijgevel van voornoemd huis te betimmeren, zoals is gebeurd. Daarom geeft Goorts gelijke toestemming aan de eigenaren van Henricxzn.'s huis om dezelfde gevel te allen tijde te mogen opbouwen en betimmeren zo hoog het henlieden zal believen en daarmee zal deze huidige gevel voortaan gemeenschappelijk zijn en blijven. Ook van waarde zal blijven de overeenkomst, door hun voorouders gemaakt, dat het water dat van het huis van Henricxzn. valt gelijk geloosd moet worden in een geul op de achterplaats van Goorts. Huych Berents, als mede eigenaar van het huis van Henricxzn. ( zij zijn ieder voor de helft eigenaar), gaat met deze overeenkomst accoord. Getuigen: Thonis Franszn. en Jan Janzn. Vichter.

(zie ook de aktenrs.: 379, 381, 388, 390, 392 en 400) Adriaen Rijcxzn. en Grietgen Jans, echtelieden, verklaarden op verzoek van Rijck van Diest, dat Anna Gerrits (bij wie Fijchgen Harmans tot haar huwelijk gewoond heeft), tegen hen, comparanten, omtrent 14 dagen geleden verklaard heeft dat Fijchgen, toen zij omtrent 20 weken het kind gedragen had, zeep en zout heeft gegeten en dat zij dit verscheidene keren had gedaan. Zij verklaarden nog dat Anna op voornoemde tijd tegen hen verklaard heeft dat zij de lieden waar Fijchgen ging werken, dikwijls heeft gewaarschuwd dat zij zouden opletten omdat Fijchgen dikwijls enig goed thuis bracht en dat zij, Anna, nog verklaarde te hebben begrepen dat Fijchgen ten huize van Wouter Evertszn. nog boter en brandewijn had meegenomen toen zij al barensweën had en dat haar aldaar de boter weer uit de mand was gehaald. Zij willen dit altijd met de eed bevestigen. Akte ter woonplaats van de verzoeker. Getuigen: Evert van Dael en Peter Henricxzn.

(zie ook de aktenrs.: 379, 381, 388, 390, 392 en 400) Claes Janzn., borger van Amersfoort, gehuwd met Hebbel Henricx, verklaart op verzoek van Rijck van Diest, dat hij woont naast het huis dat Anna Gerrits tegenwoordig bewoont (staande achter de Heylige Geest, alhier) en dat hem daarom bekend is dat ten huize van Anna Gerrits, Fij Princen tot haar huwelijk toe, en Griet Princen, haar zuster, ettelijke jaren gewoond hebben en dat Griet Princen daar nog steeds woont. Anna Gerrits heeft in haar huis geen goede regel gehouden of houdt dit alsnog, namelijk dat in dit zelfde huis langer dan een jaar terug tot veelvuldige en verscheidene keren gedurende gehele nachten groot rumoer en "regiment van drincken en clincken, dansen en springen" is geweest. Ook dat omstreeks Kerstmis laatstleden toen Hebbel Henricx, comparants huisvrouw, bezig was van een kind te bevallen, er veel rumoer gehoord is geweest en toen Anna Gerrits de vrouw van comparant wilde gaan helpen, merkte deze dat Anna dronken was en heeft ze verklaard de hulp niet te willen omdat zijlieden gedurende "de lange arbeid in droefheid" waren en de anderen een regiem van vrolijkheid hielden. Waarop Anna antwoordde dat het haar niet roerde, zij wilde in haar huis doen wat ze wilde. Zoals deze Anna omtrent 14 dagen (anderhalve week) daarna, toen comparants oudste zoontje stierf, ook dronken in hun huis is gekomen, waarover comparants vrouw deze Anna berispte, zeggende: "gaat gij van hier, gij zijt al wederom dronken, het is te uwent altijd blijdschap en vrolijkheid." Waarop Anna daarop wederom kwaad antwoord heeft gegeven en is weggegaan. Comparant verklaart nog dat er verscheidene keren "op de deur van Anna is gelopen" en ook nog op Paasavond laatstleden. En dat ook op "Verloocken Paeschen" in de voornacht wederom een vergadering ten huize van Anna is geweest, waarbij zodanig geschal is gebruikt als voornoemd. Van dit alles heeft, zo verklaarde hij, zijn huisvrouw dezelfde kennis.