Logo - Archief Eemland

Comparanten: - Evert Franszn. en - Cornelis van Duverden Dircxzn., vanwege - Gerrit Thoniszn., voor henzelf en zich met - Cornelis Albertszn. en - Henrick Peterzn, sterk makend voor - Gosentgen Reyers en - Reyer Thoniszn., allen naaste vrunden (=familie) en bloedverwanten van - Jan Thoniszn., "nedergeslagen" ter ene zijde
- Frans Adriaenzn. en - Gijsbert van Langevelt, vanwege - Bessel Helmichszn., als vader van - Helmich Besselszn. "hantdadige" ter andere zijde.
Een ieder die dit getoond zal worden, dient te weten dat door ons, met gevolg voor bopve nvermelde partijen, wederzijds besloten en afgemaakt is een eeuwige onverbrekelijke erfsom en verdrag voor hen en hun nakomelingen met betrekking tot het ongeluk en het neerslaan door Helmich Besselszn. van de persoon van zaliger Jan Thoniszn. vornoemd, volgens de condities en voorwaarden als hierna volgen.
Ten eerste hebben de voornoemde vrunden van de neergeslagene deze neerslag en ongeluk vergeven en ingetrokken aan voornoemde handdadige, "puyrlick" en van ganser harte om Godswil, zonder dat partijen vanwege de oorzaak vandien de een de anderen nu of later enige aanval zal mogen doen, met woorden of met daden, hetgeen zal strekken zowel voor de onmondigen als voor de mondigen, zowel afwezigen als aanwezigen. Verder zal Helmich Besselszn, de handdadige, voor een aannemende ruil gehouden zijn te betalen aan Gosentgen Reyers of Cornelis Albertszn. ten behoeve van Gosentgen, 65 carolus gulden eens, dus 40 gulden bij het lichten en bezegelen van de "sounbrieff" (zoenbrief) en 25 gulden een jaar daarna en nog 5 gulden contant voor de armen, te besteden daarvan ieder zijn helft naar believen voor de betaling van de 25 gulden. Bessel Helmichszn. heeft zich tot borg gesteld. De handdadige Helmich Besselszn. zal gehouden zijn de weduwe en vrunden van Jan Thoniszn. in en op alle wagens, schuiten, straten, stegen en herbergen behoorlijk te groeten.

Comparanten: - Henrick Dircxzn. Man, als grootvader, - Peter Herbertszn., als oom, en - Coenraet Franszn., als oudoom, allen mombers over de onmondige kinderen van wijlen Frans Herbertszn., ter ene zijde, - Jonkvrouw Sophia van Westrhenen, weduwe van Frans Herbertszn., met handen van haar broer - Dirck van Westrhenen, haar gecoren voogd, mede ten overstaan van - mr. Cornelis van Duversen (Duverden?), schout, haar oom, en - Willem van Lielaer, haar zwager, ter andere zijde. Zij zijn als volgt overeengekomen. Jkvr. Sophia van Westrhenen zal dadelijk uit de boedel scheiden volgens de uiterste wil, door Frans Herbertszn. gedaan te Bremen d.d. 23-03-1610, mits dat zij tot zich zal nemen alle door haar ingebrachte goederen. Partijen zijn overeengekomen dat Jkvr. Sophia van Westrhenen dadelijk afstand zal doen van alle lijftocht die haar bij huwelijkse voorwaarden door Frans Herbertszn. of anderszins gegeven is, zoals zij tevens afstand doet van haar actie van de courante penningen die hij in de boedel gebracht heeft en die in de huwelijkse voorwaarden zijn gespecificeerd. Daarvoor zal door de mombers aan Jkvr. Sophia van Westrhenen, vanwege de onmondige kinderen, 200 carolus gulden worden betaald. Verder zal zij, Sophia v.W., genieten: 4 zilveren lepels, 3 zilveren croeskens, een gouden ring, een slaapbank, een glazenkast, 4 tinnen kannekens, staande het huwelijk aangekocht, een we...?.lakens, gaeren en provisie van eetwaar en "brant", als ook alle vervallen renten en pachten die van de goederen van Jkvr. Sophia van Westrhenen, nog onbetaald zijn sinds Martini (= 11 november) jongstleden. De mombers hebben de voornoemde 200 gulden overgemaakt op haar broer, Dirck van Westrhenen, waarmede Sophia tevreden is gesteld. De mombers zullen Jkvr. Sophia v.W. onthouden en vrijen van alle lasten en uitschulden van de boedel.
De akte is ook getekend door C. van Annerden, mogelijk getuige.

Gijsbert Peterzn. en Wouter Thijmanzn. zijn tot een accoord gekomen, waarbij Wouter drie balken mag aanbrengen in de muur van het huis van Gijsbert en deze daarin verankeren, als ook de schoorsteen tegen deze muur te plaatsen en met de armen daarin vast te leggen, waarmee Gijsbert verklaart tevreden te zijn. Wel te verstaan dat de muur van Gijsbert zijn eigendom blijft en dat Wouter of zijn nakomers de balken nimmer hoger mogen aanbrengen. Wouter zal zijn water aan de zijde van Gijsbert op zijn kosten moeten leiden over zijn eigen grond. Datgene wat bij dit timmerwerk aan de muur van Gijsbert zal worden gebroken, zal Wouter op zijn kosten repareren. Gijsbert, zijn vrouw, erfgenamen en nakomers, als eigenaars van hun huis, zullen dit accoord niet mogen herroepen, maar het huis van Wouter zal te allen tijde het recht van servituut behouden. (N.B. zie aktenr. 33 m.b.t. deze huizen in de Coninckstraat.)

Tussen Job Jacobzn. en Jan Carreman c.s. is een geschil gerezen betreffende een zeker slootje dat gelegen is tussen hun hoven en boomgaard, buiten Bloemendael gelegen. De regeerders der stad zijn er niet uitgekomen en hebben commissarissen aangesteld. Alvorens tot uitspraak te komen zijn Job Jacobzn., ter ene zijde, en Willem Willemzn., ter andere zijde, tot overeenstemming gekomen betreffende ditzelfde slootje, voor zover het langs de hof van Willem Willemzn. strekt. Dit houdt in dat aan beide zijden een doornen "vrede" (= afscheiding) zal worden geplaatst, die gezet zal worden tegen de 2e boom, die in de hof van Willem Willemzn. staat, bij het huisje van Jan Carreman, en op dezelfde manier in de boomgaard van Job Jacobzn. aan de 2e boom tegenover de voornoemde boom van Willemzn. Zij zullen de vrede voorts op zodanige afstand van elkaar en de sloot op gemeenschappelijke kosten laten graven door een onpartijdige daghuurder, door beide partijen uit te kiezen. Voorts zal deze sloot eeuwig door een ieder voor de helft gegraven worden en de aarde daaruit gebruikt worden. Mits ook de bomen die binnen, of in de respectieve vrede staan, mogen blijven staan, maar indien er enige buiten de vrede op de sloot staan, zal men die verwijderen. Ook buiten de vrede zullen geen bomen mogen worden geplant zonder instemming van voornoemde partijen. Partijen mogen geen vuiligheid in de sloot werpen. Getuigen: Basilien van Wencum en G. Koot ten Bryl.