Tot de Amersfoortse tijd, d.w.z. tot 1955.
Aard van de stukken:
Plakboek. Bevat manuscripten (overpeinzingen) en souvenirs van relaties met levensbeschouwelijke instellingen zoals kerken, de Plein-beweging, het omroeppastoraat.
Periode 1940-2001.
Toelichting algemeen op deze en de volgende omslagen over levensbeschouwelijke ontwikkeling:
Bij levensbeschouwelijke ontwikkeling denk ik aan vragen die mensen zich al duizenden jaren gesteld hebben, zoals:
Wat is leven, wat is dood? Is er leven na de dood? Wat is de mens? Is de mens in wezen goed? of slecht? Of beide? Is de evolutie van het leven, is de mensheidsgeschiedenis een uiting (wil) van een scheppende geest? Wat is de zin van het leven? Van mijn leven? Bemoeit een hoger wezen (God) zich met elk mens persoonlijk? Als de hogere werkelijkheid (God) Liefde is, hoe verklaren we dan alle ellende op deze werel d? Bestaat er een andere werkelijkheid dan die wij met onze zintuigen kunnen waarnemen? Hoe is de verhouding tussen geloof en wetenschap. En dergelijke.
Generaliserend, op een hoog abstractieniveau, kan men van de tweede helft van de 20e eeuw een aantal dingen constateren, bijvoorbeeld:
1. De onkerkelijkheid nam voor het eerst in de geschiedenis sterk toe. Het westerse christendom werd een minderheid.
2. Buiten de kerken ontstonden talloze vormen van religiositeit, onder andere "New Age"-stromingen. Toenemend individualisme. Geloven buiten de kerk.
3. Binnen de kerken waren er belangwekkende nieuwe verschijnselen:
A. Het toenemend inzicht in de historische ontwikkeling van het Jodendom en van het Christendom als afsplitsing daarvan, benevens de invloed van een natuurwetenschappelijk wereldbeeld begonnen meer door te dringen tot 'het gewone kerkvolk'.
B. Oude scheidingslijnen tussen kerken werden door kerkgangers steeds oninteressanter gevonden. Dit gold voor het grote
Tot de Amersfoortse tijd, d.w.z. tot 1955.
Aard van de stukken:
Plakboek. Bevat manuscripten (overpeinzingen) en souvenirs van relaties met levensbeschouwelijke instellingen zoals kerken, de Plein-beweging, het omroeppastoraat.
Periode 1940-2001.
Toelichting algemeen op deze en de volgende omslagen over levensbeschouwelijke ontwikkeling:
Bij levensbeschouwelijke ontwikkeling denk ik aan vragen die mensen zich al duizenden jaren gesteld hebben, zoals:
Wat is leven, wat is dood? Is er leven na de dood? Wat is de mens? Is de mens in wezen goed? of slecht? Of beide? Is de evolutie van het leven, is de mensheidsgeschiedenis een uiting (wil) van een scheppende geest? Wat is de zin van het leven? Van mijn leven? Bemoeit een hoger wezen (God) zich met elk mens persoonlijk? Als de hogere werkelijkheid (God) Liefde is, hoe verklaren we dan alle ellende op deze werel d? Bestaat er een andere werkelijkheid dan die wij met onze zintuigen kunnen waarnemen? Hoe is de verhouding tussen geloof en wetenschap. En dergelijke.
Generaliserend, op een hoog abstractieniveau, kan men van de tweede helft van de 20e eeuw een aantal dingen constateren, bijvoorbeeld:
1. De onkerkelijkheid nam voor het eerst in de geschiedenis sterk toe. Het westerse christendom werd een minderheid.
2. Buiten de kerken ontstonden talloze vormen van religiositeit, onder andere "New Age"-stromingen. Toenemend individualisme. Geloven buiten de kerk.
3. Binnen de kerken waren er belangwekkende nieuwe verschijnselen:
A. Het toenemend inzicht in de historische ontwikkeling van het Jodendom en van het Christendom als afsplitsing daarvan, benevens de invloed van een natuurwetenschappelijk wereldbeeld begonnen meer door te dringen tot 'het gewone kerkvolk'.
B. Oude scheidingslijnen tussen kerken werden door kerkgangers steeds oninteressanter gevonden. Dit gold voor het grote
Kenmerken
VOLLEDIG:
Archief Eemland, Amersfoort. Toegang 0252 Inlevingscollectie 20e eeuw, 1940-2001
VERKORT:
NL-AmfAE 0252