Logo - Archief Eemland

Stel een vraag of plaats een opmerking op de tijdlijn

Duurzaam webadres

Mijn Studiezaal

Reageren

Beschrijving van het archief

Archiefvorming

Inhoud en structuur van het archief

Aanwijzingen voor de gebruiker

Verwant materiaal

Bijlagen

laatste wijziging 13-02-2021

3.800 beschreven archiefstukken

2.438 gedigitaliseerd

totaal 6.828 bestanden

Delen

Stel een vraag of plaats een opmerking op de tijdlijn

Duurzaam webadres

Mijn Studiezaal

Reageren

2.1. Stukken van algemene aard

Beschrijving van de series en archiefbestanddelen

2.2. Stukken betreffende afzonderlijke onderwerpen

2.3. Documentatie

3. Bijlagen

4. Regesten

600 De Staten van Utrecht belenen Lodewijck Cornelisz, poorter van Amsterdam, met het goed Landaas, boven begrensd door het goed Drosselaar [sic], beneden Huissteden en Oevelaar, aan de zuidzijde Gerrit Quint met het goed Rosendael, leengoed van de Staten, en aan de noordzijde Vlastuin, eigendom van Johan Bor Quint, nadat Wouter van Bijler de Beer, als voogd van Jan van Bijler, zoon van Egbert van Bijler daar afstand van heeft gedaan, waarvoor Lodewijck ten overstaan van Niclaes van Zuijlen van Drakenborch, plaatsvervangend stadhouder van de lenen en de leenmannen Lambert Wijnen en Aert van Hardicxvelt de eed heeft afgelegd. Oorspr. Zegel verloren.

Records 1 t/m 100

Records 101 t/m 200

Records 201 t/m 300

Records 301 t/m 400

Records 401 t/m 500

Records 501 t/m 600

601 Frans van Trijest, schout, Claes de Cruijff en Henrick de Cruijff, schepenen van Woudenberg, oorkonden dat Gerrit en Evert Dirckz en Alert Henricks, man en voogd van Geertruijt Dirck Reyersz dochter, hebben overgedragen aan Lodewijk Corneliss te Amsterdam zes en een halve morgen en een zestiende in Huissteden. in een stuk land genaamd de twintig morgen gemeenre voer mit Lambert Thoniss en Thonis Aelbertss c.s., aan de oostzijde begrensd door het erf Cleyn Landaes, aan de zuidzijde de Heren wech en de erfgenamen van Henrick Spoer, aan de westzijde de Zeedijk en aan de noordzijde het land van Egbert van Bilers erfgenamen. Oorspr. Met de zegels van de oorkonders, het eerste geschonden, fragment van het tweede zegel en het derde verloren.

602 Frans van Triest, schout, Claes Cruijff en Henrick Cruijff, schepenen van Woudenberg, oorkonden dat de Wouter van Bijlaer de Beer, oudste oom en voogd van de minderjarige kinderen van zijn broer, Egbert van Bijlaer, voor hemzelf en zijn broer Henrick en Aert Ghijsberts, man en voogd van Aliyt van Lauerenborch, moeder van de bovengenoemde kinderen, hebben overgedragen aan Loodtwijck Corneliss te Amsterdam een hoeve land, de Ruygehoeve genaamd, strekkende van de Zeedijck tot aan het erf Landaes, aan de noordzijde begrensd door het land van Jacob Cruijff, aan de zuidzijde Loodtwijck zelf en Lambert Thoniss c.s. Oorspr. Met de zegels van de oorkonders, het tweede en derde geschonden.

603 De Staten van Utrecht belenen jonker Dirrick Mulart na de dood van zijn moeder Clara van Culenburch met twee stukken land buiten de Koegrave van de stadsmeent namelijk de Schiersmaete en de Aragonderhoeve. Dirrick heeft hiervoor de eed afgelegd ten overstaan van de mannen van leen Folcardt van Montzema en Aert van Hardicxvelt. Oorspr. Met zegel, geschonden.

604 Joachim van Hardenbrouck beleent Jorden van der Maeth na de dood van zijn broer Evert met
23 morgen, strekkende van de Broekerwetering tot de Goyerwetering, boven begrensd door het land van Goert Bol en beneden de erfgenamen van Eernst van Ysendern;
12 morgen, strekkende ter Goijerwert, boven begrensd door het land van de erfgenamen van Eernst van Ysendern en beneden door dat van Goodschalcx weduwe van Winssenen haar erfgenamen,
beide stukken land gelegen in Neerlangbroek in de 25 hoeven;
ten overstaan van de leenmannen Daniell en Peter van Meerle heeft Jorden hiervoor hulde en eed gedaan.
Oorspr. Met zegel van de leenheer, aan de randen geschonden.

605 Meester Cornelis van Duverden, schout, Jacob van Wijckersloot en Thomas ten Berge, schepenen van Amersfoort, oorkonden dat Reyer Janss, zijn vrouw en Thyman Maess hebben overgedragen aan Aert van Westrenen namens de Poth een schuur, berg, hof en hofstede in de Coeningstraet, aan beide zijde begrensd door het erf van de Poth en strekkend van de sraat tot aan het erf van de Poth, welk erf Johan Paesschier, kerkmeester van Onse Lieve Vrouwe cappelle in erfpacht heeft uitgegeven tegen twee en een halve oude Vlaams. Oorspr. Met de zegels van de oorkonders, fragmenten van het eerste en derde.

606 Elysabeth Ryck Petten dochter weduwe van Dirck van der Wal en Peter Both Hermansz en Willem Bosch Ghysbertsz, voogden over haar minderjarige kinderen verkopen aan Aert van Westrenen, rentmeester, en Jacob Fransz en Estvelt Brant, dispensiers van de Armen de Poth 3,5 dagmaat in twaalf dagmaten te Velde, gezamenlijk met de erfgenamen van Heynrick Petersz Hoevers, strekkende van de Veenstrater wetering westwaarts tot aan het land van Jan Wegen, aan de zuidzijde begrensd door het land van Jan Wegen, aan de noordzijde dat van Willem Jansz. Op papier.

607 Uitspraak door het Hof van Utrecht in het proces van Jorden van der Maeth in diens voordeel. Geen zegel.

608 Volcken Meynertss Saeb, schout, Peter Gerritss en Cornelis Breuniss, schepenen van Bunschoten, oorkonden Elisabeth Ryck Petten dochter weduwe van Dirck van der Wal, met Peter Both Hermanss en Willem Bosch, haar voogden en voogden over de kinderen uit haar eerste huwelijk met Jan Janss Schot, hebben overgedragen aan Aert van Westrenen, oud rentmeester van de Armen de Poth 3,5 dammaten gemeen en ongedeeld in 12 dammaten te Velde, met de erfgenamen van Heynrick Peterszs Hover, strekkende van Veenstrater wetering westwaarts tot aan het land van Jan Jans Wegen, aan de zuidzijde begrensd door het land van Jan Jans, aan de noordzijde Willem Jans de Roy. Oorspr. Met zegels van de oorkonders.

609 Frans van Triest, schout, Steven van Deellen en Thonis Henrickss Man, schepenen van Woudenberg, oorkonden dat Gerritgen weduwe van Thonis Willemss, Lambert Thoniss als voogd en voor zichzelf en Reier Evertss als man en voogd van Willemtgen en gemachtigd door Cornelis als man en voogd van Cornelia, erfgenamen van Anthonis Willemss, hebben overgedragen aan Loodtwijck Corneliss, burger te Amsterdam, twee en een halve morgen op Huissteden in een stuk land vanouds de 20 morgen genaamd, gemeenschappelijk bezit met Lodewijk, de erfgenamen van Bart Henrickss, de erfgenamen van Ariaen de Cruyff, Thonis Aelbertss en Willem Gerritss, aan de oostzijde begrensd door Landaesser Wetering, aan de zuidzijde de Heerenwech met de erfgenamen van heer Henrick Spoor, aan de westzijde de Zegedijk en aan de noordzijde het land van Loodtwijck Corneliss. Oorspr. In plaats van de schepenen hebben Claes de Cruijff en Ghijsbert Andriess gezegeld; alleen het zegel van de tweede oorkonder is nog aanwezig.

610 Cornelis Anthonisz, rentmeester, Henrick van Westrenen en Cornelis van Duverden, dispensiers, geven namens de Poth geeft in erfpacht aan Goert Lubbertsz een erf in Maarn dat Wijn Geritsz in pacht heeft gehad voor 35 gulden per jaar. Oorspr. Met zegels van Cornelis Anthoniss, rentmeester, Henrick van Westrenen, Cornelis van Duverden, dispensiers, en Hu?ert Lubbertss, het tweede geschonden.

611 Gijsbertha Poeijten weduwe van Johan Swart maakt een testament met herroeping van al haar voorgaande testamenten of die van Goort Verhaer of haar andere voorvaderen waarbij
Dirck Swart haar oudste zoon krijgt het erf en goed gelegen op Zeldert, in pacht bij Dirck Petersz; 215 gulden
jaarlijkse lijfrente door de andere drie kinderen aan hem te geven zonder dat hij verdere aanspraken heeft op haar andere goederen, rente en de opbrengst van het verkochte Nieulant; Dirck zal het erf niet vervreemden of belasten, maar als hij kinderloos overlijdt vrij nalaten aan de andere kinderen;
de overige goederen zullen gelijkelijk verdeeld worden tussen haar andere kinderen Pouwels, Johan en Geertruijt, met de voorwaarde zij binnen een jaar na haar dood betaling aan de Poth doen ten behoeve van de vestiging van een prove, die allereerst moet worden uitgekeerd aan personen, zoals door haar nog nader te bepalen;
verder moet noch uitgekeerd worden 70 gulden aan nog nader aan te wijzen personen; 40 gulden aan de dochters van meester Jacob, organist; 400 gulden aan Emmechgen, vrouw van Jacob Stalpert ten overstaan van B. Mulenborch, notaris, en de getuigen Mr. Eernst vander Wal, Luman Woutersz en Henrick Heijnricxz Cruijff. Met handtekening van de notaris.

612 Dirck van Dolre maakt een testament waarbij
- hij vermaakt aan het kapittel van de Sint Joriskerk 21 Hollandse guldens ten behoeve van de ornamenten etc.;
- aan de Onse Lieve Vrouwekerk een zekere som om boter te kopen die moet worden uitgedeeld met de proven aan de armen in de vasten;
- aan de koorzangers ieder een paar nieuwe schoenen binnen een maand na zijn dood;
- aan heer Gerrit Hoft al zijn boeken, met uitzondering van het Ius Canonicum, de Summa Angelica en Liber Institutionum, die hij bestemt tot de Librarie, met dien verstande dat als een andere Librarije wordt opgericht, de boeken daar voor zullen zijn;
- aan een nieuwe Librarie, mits die binnen een jaar na zijn dood wordt opgericht, 1 pond;
- aan de Celzusters jaarlijks twee schouwen turf, te graven uit de Melm;
- aan de Armen de Poth de som van 425 Karolusgulden, met een jaarlijkse renteopbrengst van 20 gulden, waarvan 15 gulden bestemd moeten worden voor de uitdeling van wekelijkse prove extra en in de vasten 3 gulden bij de uitdeling van 4 gulden nagelaten door Henrick van Bijler en een uitkering aan de broeders van 6,5 stuiver op de dag dat de rekening wordt afgehoord en voor de keuken op die dag 1 stuiver, dit alles ter vertering, waarbij afwezigen voor dat bedrag wijn bezorgd krijgen en waarvan 5 gulden vrij door de Poth besteed mogen worden, met dien verstande, dat binnen een kwartaal na zijn dood de Poth de bestemming zal laten weten;
Ongedateerd afschrift door notaris Johan Vlug, midden 16e eeuw, met afschrift hiervan van 18 september 1651 door R. van Ingen, notaris.
In dorso: 'copia copiae vant Testament van Heere Dirck van Dolre nopende de Deijll tot Bunschoten'.

613 Dirck Kreijl, schout, Peter Corneliss en Gerrit Janss, schepenen van de Duist en de Haar oorkonden dat Dirck Dircxz van Crachtwijck, gemachtigde van Jacob van der Maeth voor zichzelf en als oom en voogd van Cornelis Schenck zijn zusters zoon, en voor zijn andere zusters heeft overgedragen aan de Armen de Poth anderhalve dagmaten in negen dagmaten die zij gemeenschappelijk hebben met de Poth, aan de westzijde begrensd door Mechtelt van Westrenen, aan de oostzijde ds Elias van Oldenbarnevelt, aan de noordzijde de Haarse weg, aan de zuidzijde de Haarse wetering; met hiering opgenomen de procuratie opgemaakt ten overstaan van de Griffie van het Hof van Utrecht van Jacob vander Maeth, voor zichzelf en voor zijn zusters Mechtelt, weduwe van Beernt van Zuijlen van Nievelt, Margriet, weduwe van Gerrit Suermont, en Cornelia en als oom en voogd van Cornelis Schenck, voor Dirck Dircxz van Crachtwijck. Oorspr. Met zegels van de oorkonders.

614 Het Hof van Utrecht verleent octrooi van testament aan Dierck Jansz Zwart burger te Amersfoort. Oorspr. Met zegel van het Hof van Utrecht, enigszins afgesleten.

615 Floris Heermale, proost van Oudmunster te Utrecht beleent Pauwels d'Swart met de tienden van de hoeve Luttikewede, wild en tam, grof en smal, verkregen bij testament van zijn moeder Gijsbertgen Derck Poyt Evertss dochter, waarvoor Pauwels eed, hulde en manschap heeft gedaan ten overstaan van de leenmannen Henrick van Ommen en Johan van Huesden. Oorspr. Met zegel van de proost.

616 Volcken Meynertss Saes, schout, Cornelis Breuniss en Jacob Gosenss, schepenen van Bunschoten, oorkonden dat Elias Peterss en Johan vander Burch voor zichzelf en hun vrouwen en Arnoldus Oortcampius, gemachtigde van Johan Ram en Margaretha Ram, mede namens de voogden van de onmondige kinderen van Philips Ram en tenslotte namens Evert Ram en zijn zuster Rycklant hebben overgedragen aan Dirck van Westrenen, rentmeester, en Dirck van Crachtwyck, broeder, namens de Poth het achtste deel van twaalf dagmaten land te Velde, gemeenschappelijk eigendom met Alert Meynss opt Hoogelant en de Poth, strekkende van de Veenstraet naar het westen, van ouds genaamd Hoversland, aan de noordzijde begrensd door het land van Jan Janss Weegen, ten zuiden dat van Willem Jans de Roij. Oorspr. Met de zegels van de oorkonders, het tweede en derde enigszins beschadigd.

617 Willem van Cleeff, domheer te Utrecht, Johan van Westrenen voor de minderjarige zoon van kolonel Johan van Loon, Johan van Noort voor zijn vrouw Cornelia van Resant, aan de ene zijde en Dijrck van Westrenen, Dirck van Crachtwijck, Esvelt Brant en Jacob Roelofszvan Wijckersloot, namens de Poth, aan de nadere zijde maken een erfscheiding betreffende van de 22 dagmaten die ze gemeen hebben in vier kampen in de Slaag, waarvan Willem van Cleeff c.s. de eerste twee en de Poth de andere twee krijgt van de volgende kampen:
zeven dammaten opstrekkende oostwaarts tot aan de gemene wetering
vier dammaten westwaarts oprstrekkende tot Hamelenberg
zes dammaten
vijf dammaten genaamd de Sluijscamp strekkende zuidwaarts tot aan de grondheren van de Bleyckveltgrens en tot het land van Coernraet Fransz;
tevens wordt een verdeling gemaakt van de dijklasten waarbij Willem van Cleef onderhouden zullen de 24 roeden strekkende vanaf Hamelenberg met het schut daarop staande en de Poth de andere helft;
15 roeden op Rootgenscamp worden gelijkelijk verdeeld
zij gezamenlijk de sluis weer zullen leggen op de oude plaats.
Oorspr. Met handtekeningen en zegels van de zeven vertegenwoordigers, min of meer geschonden, fragment van het derde, het zesde verloren.

0100 Stichting Armen de Poth te Amersfoort, 1342-1999

Beschrijving van de series en archiefbestanddelen

4. Regesten

Delen

Stel een vraag of plaats een opmerking op de tijdlijn

Duurzaam webadres

Mijn Studiezaal

Reageren

618 Frans van Triest, schout, Elis Gerritss en Mathijs Jacobss, schepenen van Woudenberg, oorkonden dat Dirck Gerritss, gemachtigde van Jacob Gerritss Honig en Harman Gerritss, burgers van de stad Amsterdam, bij procuratie geppasseerd voor notaris Jacob van Bitterschootten en de getuigen Jacob Jacobss van der Eem en Evert Gerrits, heeft overgedragen aan Jacob Franss, oud rentmeester van de Poth de Ruychehoeve en twee stukken land van 6,5 morgen plus 1/16 en 2,5 morgen eveneens in Huissteden in het land van ouds geheten de 20 morgen, aan de oostzijde begrensd door de Landaesser Wetering, aan de zuidzijde Thonis Aelbertss, aan de westzijde de Zeesloot en aan de noordzijde het erf Oevelaar. Oorspr. Met de zegels van de oorkonders, enigszins geschonden.

617

Willem van Cleeff, domheer te Utrecht, Johan van Westrenen voor de minderjarige zoon van kolonel Johan van Loon, Johan van Noort voor zijn vrouw Cornelia van Resant, aan de ene zijde en Dijrck van Westrenen, Dirck van Crachtwijck, Esvelt Brant en Jacob Roelofszvan Wijckersloot, namens de Poth, aan de nadere zijde maken een erfscheiding betreffende van de 22 dagmaten die ze gemeen hebben in vier kampen in de Slaag, waarvan Willem van Cleeff c.s. de eerste twee en de Poth de andere twee krijgt van de volgende kampen:
zeven dammaten opstrekkende oostwaarts tot aan de gemene wetering
vier dammaten westwaarts oprstrekkende tot Hamelenberg
zes dammaten
vijf dammaten genaamd de Sluijscamp strekkende zuidwaarts tot aan de grondheren van de Bleyckveltgrens en tot het land van Coernraet Fransz;
tevens wordt een verdeling gemaakt van de dijklasten waarbij Willem van Cleef onderhouden zullen de 24 roeden strekkende vanaf Hamelenberg met het schut daarop staande en de Poth de andere helft;
15 roeden op Rootgenscamp worden gelijkelijk verdeeld
zij gezamenlijk de sluis weer zullen leggen op de oude plaats.
Oorspr. Met handtekeningen en zegels van de zeven vertegenwoordigers, min of meer geschonden, fragment van het derde, het zesde verloren.

1605 juli 11

tevens:

924

Zie ook:

Toegang 0100, Inv.nr. 924

laatste wijziging 02-09-2013

619 De Staten van Utrecht belenen Dirck van Westrenen namens de Poth met het goed Landaas, nadat Dirck Gerritss gemachtigde van Jacob Gerritss Honigh en Herman Gerritss, beide te Amsterdam, voogden over Pieter Lodewycx, bij procuratie voor notaris Johan Fransz Bruijningh gepasseerd, hiervan afstand heeft gedaan, boven begrensd door het goed Drosselaar [sic], beneden door de erven Huissteden en Oevelaar, aan de zuidzijde begrrensd door het goed van Utrecht Rosendael dat Gerrit Quint in leen heeft, aan de noordzijde het goed Vlastuin dat van Johan Bor Quint is, waarvoor Dirck ten overstaan van Jr Frederick van Baexen, stadhouder van de lenen en de leenmannnen Gerrit Ter Stege en Cornelis van Westrhenen de eed heeft afgelegd. Oorspr. Met zegel van het Leenhof.

620 Hendrick Verhaer, schout, Dirck van Westrenen en Gerrit van Dashorst, geërfden en gerechtslieden van Hoogland, oorkonden dat Beernt Cock, waard te Amersfoort, gemachtigde van Cornelis Peters soen en Weymtgen Cornelis Lysters? dochter zijn vrouw hebben overgedragen aan Johan van Duverden van Voort en Elyzabeth, zijn vrouw, een jaarlijkse rente van 50 Karolusguldens, hoofdsom 1000 gulden, welke rente op 8 maart 1575 door Henrick Both, namens het klooster van Sint Jan en met toestemming van Mercellus Lentius, prior van Windesheim, is overgedragen ten behoeve van de ouders van Weymtgen, gevestigd op zeven dagmaten in de Slaag, toebehorend aan het klooster.

621 De Staten van Utrecht belenen jonker Dirck Mulart volgens testament van zijn grootvader Dirck Mulert met twee stukken land buiten de Koegrave van de stadsmeent, de Schiertsmaat en de Arregonderhoeve, waarvoor Dircks vader Ernst Mulart de eed heeft afgelegd ten overstaan van de mannen van leen Johan van Loenresloot en Leon van Zuylen. Oorspr. Het zegel geschonden.

622 Hendrick Verhaer, schout, Reyer Jans Gouwen en Cornelis Aris, gerechtslieden van Hoogland, oorkonden dat Beatris Meyns weduwe van Elias Vanevelt, met haar zwager Gerit Verhaer, schout van Leusden, als voogd, heeft overgedragen aan Jorden van der Maeth een akkertje genaamd de Broetheuvel op Hoogland, aan de ene zijde begrensd door het land van de ontvanger, aan de andere zijde Claes Hendricx, strekkende van de weg tot aan de Duisten. Oorspr. Met zegels van de eerste twee oorkonders en Jan van Hamelsbergen voor de derde, het eerste en laatste zegel geschonden.

623 Frederick van Baexen stadhouder van het leenhof van de abdij van Sint Paulus beleent Diederick van Westrhenen namens de Poth met de helft van de vier kampen de Stockmaet, de Nieuwe Camp, de Oude Weyde en de Hoekmaet, gelegen bij het goed Hamelenberg in de Slaag in het gerecht van Soest, waarvoor Diederick hulde, eed en manschap heeft gedaan ten overstaan van Cornelis van Westrhenen, leenman van het Sticht Utrecht, en Leen van Suijlen, leenman van de abdij. Oorspr. Met zegel van het leenhof, geschonden.

624 Schout, burgemeesters, schepenen en raden van Amersfoort, oorkonden dat zij krachtens het octrooi van de Staten van Utrecht van 30 november hebben verkocht aan Gerard ter Steeghe een jaarlijkse losrente van 100 Karolus gulden, af te lossen met 1818 gulden; het geld is gebruikt voor het uitdiepen van de Oude Eem, het uitbaggeren van de Groote Eem en maken van de weg in het Molenbroek en de weg over de Stoutenburgse meent. Oorspr. Met het grootzegel van de stad.

625 Gerardt van Schadijck Cornelisz met de huwelijkslieden Wilhelm van Hardevelt, burgemeester, en Simon Claesz van Velzen, aan de ene zijde, en Lobberichgen van der Maeth met de huwelijkslieden Jorden van der Maeth en Jacob vander Burch Gerritsz, aan de andere zijde, sluiten een huwelijksovereenkomst waarbij beide partijen al de goederen inbrengen die vermeld staan op hun respectievelijk inventarissen door henzelf ondertekend, met de voorwaarden dat indien een van hen overlijdt zonder nakomelingen, de goederen dan weer zullen toevallen aan de familie waaruit ze gekomen zijn; indien de eerste overledene een kind van hen beide nalaat zal deze erven van de overledene; als meer kinderen overblijven uit dit huwelijk zonder zelf nakomeleingen te hebben zullen nalaten aan de volgende die nog in leven zijn, tot de laatste toe; als die zonder nakomelingen overlijdt zullen de goederen weer teruggaan naar waar ze vandaan gekomen zijn; indien Gerardt binnen een jaar en zes weken overlijdt voor Lobberichgen, zal Lobberichgen uit de gereedste goederen een eenmalige som van 800 Karolusguldens tot morgengave; indien de bruidegom daarna voor haar overlijdt zal de 800 gulden tot lijftocht dien; vermeeredering en vermindering van goederen tijdens het huwelijk zal gelijk verdeeld worden. In tweevoud. Van het eerste exemplaar, is het derde zegel verloren, de rest geschonden. Van het tweede is het tweede zegel compleet, het eerste en vierde geschonden, fragment van het derde.

626 Gerrit Verhaer, schout, Jacob van Dam en Jacob Frans, geërfden en gerechtslieden van Hamersveld, oorkonden dat Frederick van Duverden van Voort, schout van Rhenen, als man en voogd van Mergareta Bollen heeft overgedragen aan Dirck Dircxz van Crachtwyck, rentmeester van de Armen de Poth de helft van het erf de Brinck, waarvan de andere helft toebehoort aan Anthonis Rutgers, de erfgenamen van Peter Wouters en de Poth, strekkende van de Hamersfeltse wech tot aan de Kaersloet? toe, aan de zuidzijde begrensd door het land van Jan van Rhijn Jans en aan de noordzijde door dat van de erfgenamen van Anthonis Thonis. Oorspr. Met de zegels van de oorkonders.

627 Frederick van Baexen, stadhouder van de lenen van de Sint Paulusabdij beleent Dirck van Westrhenen Aertsz met een vierde van de twaalf dagmaten in de Slaag, aan de noordzijde begrensd door het land van het Sint Ceciliaklooster te Utrecht, zuidwaarts dat van het Sint Agnietenklooster te Amersfoort en dat van Johan Pijll c.s., waarvoor Dirck hulde, eed en manschap heeft gedaan ten overstaan van Gerardt ter Steege en Johan van Causteren, leenmannen vn het Sticht Utrecht Oorspr. Zegel van het leenhof verloren

628 Johan van Westrenen, hof- en tijnsmeester van de Domeinen van Utrecht beleent Jorden Vermaeth met de helft van twee hoeven land, Ronselaar genaamd, aan de noordzijde begrensd door het land van Egbert Jordenss, aan de westzijde dat van het Sint Aagtenklooster te Amersfoort, aan de zuidzijde het erf Couwenhoven, ten overstaan van de tijnsgenoten Jacob van Cleeff en Cornelis van Westrenen. Oorspr. Met zegel.

629 Reynolt van Brederode, heer van Cloetingen, proost van Oudmunster, beleent Geertruyt de Swart, echtgenote van Willem van Achtevelt, met de tienden, wild en tam, grof en smal, van Luttike Wede, als opvolgster van haar broer Paulus de Swart, voor wie Willem van Achtevelt, haar man, eed, hulde en manschap heeft gedaan, ten overstaan van de leenmannen Robert van Honthorst, scholaster, en Johan van Huesden, schout van Oudmunster. Oorspr. Fragment van het zegel.

630 Peter van Hardenbrouck beleent Wilhelmus Ridderslach, gemachtigde van Jorden van der Maeth, met 23 morgen en 12 morgen in Neerlangbroek. in de 25 hoeven, ten overstaan van Cornelis van Aelst en Aert van Huesden, leenmannen van de proosdij van Oudmunster. Oorspr. Met enkele restanten van het zegel.

631 Johan van Bijler, schout, Reijer Jansz op Calveen, buurmeester, en Teunis Evertsz, schepen, van Hoogland oorkonden dat Jacob Gijsbertsz Bosch, Rijck Gijsbertsz Bosch en Albert van Rijn, als man en voogd van Jannitgen Gijsbert Bosch dochter, hebben overgedragen aan Jorden vander Maeth een stuk veen en grond in het Hateveen onder Hoogland, aan de ene zijde begrensd door het land van Jorden vander Maeth, aan de andere zijde Reijer Jansz op Calveen, voor begrensd door de weg en achter door de Laak. Met zegels van de tweede oorkonder en van Reijer Jansz voor de derde, het eerste zegel verloren, fragment van het derde.

632 Jan Bartsz, schout, Willem Maesz en Thymen Thonisz, schepenen van Eembrugge, oorkonden dat Jacob van Dolre en Cornelis Jacobs, burgers van Amersfoort, Jan en Henrick Gerritsz, wonenende te Eembrugge, Geriit Thoniss en Claes Claesz, mannen en voogden van respectievelijk Aeltgen en Cornelisgen Thonis dochteren, wonende te Amsterdam, voor zichzelf en voor Jacobgen Thonis, hun schoonzuster, en Marcus Jansz [tekst weggevallen] zwager, kinderen en erfgenamen van Aeltgen Cornelis en kleinkinderen en erfgenamen van Cornelis Pouwels hebben overgedragen aan Cornelis van Lielaer, rentmeester, Johan van Spuelde en Adriaen van Zuijlen van Nijevelt, dispensiers, namens de Poth drie en een kwart dagmaat, aan de zuidzijde begrensd door het land van Eernst van Ommeren c.s., aan de noordzijde door dat van Wouter Corssen van Naerden, aan de oostzijde door de polder van de Haar en aan de westzijde het weeshuis te Naarden. Oorspr. Met zegels van de oorkonders.

633 Uittreksel uit het testament van Lobberichgen vander Maeth, waarbij zij aan de bewoners van het Wandelhuis een jaarlijkse uitkering van zes schepel rogge vermaakt of de geldwaarde daarvan, gevestigd op haar aandeel in het huis van haar vader dat nu door haar broer wordt bewoond. Notarieel afschrift van Cornelis van Ingen 1626. Met opgedrukt zegel

634 Cornelis van den Velden, stadhouder van de lenen van de abdij van Sint Paulus beleent Eelgis Willemsz met een vierde van twaalf dagmaten in de Slaag, gemeen met [onleesbaar] en de kinderen van Jansz en Mechtelt van Westrhenen, strekkende van de Slaagse weg tot aaan de Oude Weteringe, aan de ene zijde begrensd door het land van het Sint Ceciliaklooster te Utrecht, aan de andere zijde dat van het Sint Agnietenklooster te Amersfoort en dat van Jan Pijll of zijn erfgenamen, waarvoor Eelgis hulde, eed en manschap heeft gedaan ten overstaan van Aert van Westrhenen leenman van het hertogdom van Gelre en Mr Cornelis van Deuverden, leenman van de abdij. Oorspr. Met zegel van het leenhof verloren, geschonden.

635 Jorden van der Maeth en Lobberichgen van der Maeth aan de ene zijde en de erfgenamen van Evert Aeltss te Nijkerk maken een scheiding inzake vijf dagmaten onder Bunschoten, aan de zuidzijde begrensd door het land van Looch Gerrits en aan de noordzijde door dat van Peter Borts, strekkende van de Duisterwetering tot aan de Laak, waarbij de vijf dagmaten in twee helft worden verdeeld, de ene helft aan de Laak en de andere aan de Duisterwetering, omdat het laatste perceel kwaliteit is zal degene die het perceel aan de Laak krijgt de ander 140 gulden betalen, beide partijen krijgen het recht van overpad over elkaars grond. Degene die het perceel de wetering krijgt zal de schouw voor de vijf dagmaten voor zijn rekening nemen. Het perceel aan de Laak krijgen Jorden en zijn zuster Oorspr. Met zegels van Jorden van der Maeth en notaris Johan van Ingen en handtekeningen van Jorden, Aelt, Marten Bortsen en notaris van Ingen.

636 Het Hof van Utrecht verleent mandament van revisie aan Dirck Swart, inzake in het proces tegen Beatris van Weda c.s. door hem gevoerd voor het leenhof van IJsselstein over het leengoed Klein Weede. Oorspr. Met zegel van het Hof.

637 Cornelis van Deuverden, stadhouder van het leenhof van de abdij van Sint Paulus beleent Diederick van Westrhenen Aertsz namens de Poth met de helft van de vier kampen de Stockmaet, de Nieuwe Camp, de Oude Weyde en de Hoekmaet, gelegen bij het goed Hamelenberg in de Slaag in het gerecht van Soest, waarvoor Diederick hulde, eed en manschap heeft gedaan ten overstaan van Gerbrand de Beer en Cornelis van Asch, leenmannen van de abdij. Oorspr. Met zegel van het leenhof, geschonden.
in de Slaag Oorspr. Met zegel.

638 Seger van Achtevelt verkoopt aan Dirck Swart een vierde deel van het vierendeel van het erf en goed Schoonderbeek in het ambt Barneveld, waarvan de rest in bezit is van weduwe van Bernt van Hackfort, in pacht bij Harman Henricxz en Evert Everts, aan de ene zijde begrensd door het erf Achtevelt, aan de andere zijde het erf Schaffelaar, en vrijwaart Dirck voor alle schade, hinder en kossten, met als getuigen jonker Johan van Wijnberghen en Johan Bode van Romswijnckel. Oorspr. De zegels van de verkoper en de tweede getuige verloren.

639 Reijnert Volcxs Saeb, schout, Pieter Hendricx Pelser en Peter Harmensz, schepenen van Bunschoten, oorkonden dat Aelbrecht van der Hel voor zichzelf en namens Anna vander Hell, Peternella vander Hell, Susanna vander voor haarzelf en haar zuster Ester vander Hell, allen kinderen en erfgenamen van Joff. Diewerk vander Hell, heeft overgedragen aan de Armen de Poth twee dagmaten min een half vierendeel in het buitendijks in de Grote Maeth in het Oosterblok, gemeenschappelijk met verscheidene eigenaars in negen dagmaten, zoals het eertijds nagelaten is door Lobberich van der Maeth, thans gepacht door Harmen Willems. Oorspr. Met zegels van de oorkonders, het eerste en tweede geschonden.

640 Peter van Hardenbroeck beleent Willem Peterss Quees namens de Armen de Poth als rechtsopvolger van Jorden van der Maeth met: 23 morgen, strekkende van de Broekerwetering tot de Goyerwetering, boven begrensd door het land van Goert Bol en beneden de erfgenamen van Ernst van Ysendern; 12 morgen, strekkende ter Goijerwert, boven begrensd door het land van de erfgenamen van Ernst van Ysendern en beneden door dat van Godtschalcs weduwe van Winsen en haar erfgenamen, beide stukken land gelegen in Neerlangbroek in de 25 hoeven; ten overstaan van de leenmannen Johan van Beeck en Bartholomeus van Eck heeft Willem Peterss Quees hiervoor hulde en eed gedaan. Oorspr. Met zegel van de leenheer, aan de bovenrand geschonden.

641 Thomas Heurnius, hof- en tijnsmeester van de Domeinen van Utrecht beleent Willem Peterss Zoest namens de Armen de Poth als opvolger van Jorden van der Maeth met de helft van twee hoeven, Romptselaer genaamd, aan de noordzijde begrensd door het land van Egbert Jordenss, aan de westzijde dat van het Sint Aagtenklooster te Amersfoort, aan zuidzijde het erf Couwenhoven, ten overstaan van de tijnsgenoten Aert van Liesfelt en Elias Joachimss. Oorspr. Met zegel.

642 Willem Pijnssen vander Aa drossaart en stadhouder van de baronie IJsselstein beleent namens Frederick Hendrick, prins van Oranje, heer van IJsselstein, Johan Secherius, advocaat bij het Hof van Utrecht, gemachtigde van Dirck van Westrenen, rentmeester van de Armen de Poth na het overlijden van Jorden van der Maeth met de hofstede Luttike Weede, waarvoor Johan Secherius hulde manschap en eed gedaan ten overstaan van de leenmannen Tobias van Heen .. en Charles van de Streepen?. Oorspr. Met het leenzegel van de baronie, geschonden.

643 Frederic Hendric, prins van Oranje, heer van IJsselstein etc., verleent octrooi aan Dirck Swart om bij testament te mogen beschikken over het erf Luttique Weede gelegen buiten Amersfoort. Oorspr. met grootzegel van Frederic Hendric, geschonden.

644 Walraven van Arckel, schout, Steven Coottenberch en Wilhem van Schaijck, schepenen van Amersfoort, oorkonden dat Henrick van Dompselaar, gemachtigde van Henrick Jans Craen en zijn vrouw Magdalena Faeijten, heeft overgedragen aan Cornelis Claes en zijn vrouw Gerritgen Henricx een vierdel tussen de Flierbeek en het Steenbeekgen, van ouds genaamd de Hoochbrugge, aan de oostzijde begrensd door het erf de Koedijk en aan de westzijde de Flierbeek. Oorspr. Met zegels van de oorkonders, het derde verloren.

645 Ten overstaan van de advocaten aan het Hof van Utrecht sluiten de regenten van het Pesthuis en die van het Sint Elisabeths gasthuis, als erfgenamen van Dirck Swart aan de ene kant en vrouwe Beatrix van Weede, vrouwe tot Stoetwegen, en Pauwels Swarth, met Borwart van Schilperoort, zijn gewezen voogd als erfgenamen van Geertruijt Swarten aan de andere zijde, geassisteert door Anthonis en Rijck Bosch, executeurs van het testament van Geertruijt, waarbij aan eerstgenoemde wordt toegewezen het erf Luttike Weede, uitgezonderd de tiend die Evert Goertss en Cornelis Janss in de Hoeff in pacht hebben, benevens tweevierde van een maleportie en de overige goederen van Dirck Swart tegen betaling van 4000 gulden. Oorspr. Met twee zegels, het tweede geschonden.

646 De regenten van de Armen Poth, namens het Pesthuis, en de regenten van Sint Elisabethgasthuis, maken als erfgenamen van Dirck Swart en ingevolge dading met Beatrice van Weeda en Pouwels Swart, erfgenamen van Geertruyt Swart d.d. 27 oktober 1630, een scheiding waarbij de Armen de Poth verkrijgt het erf Luttike Weede, op voorwaarde dat aan het Pesthuis en het Sint Elizabethgasthuis ieder afzonderlijk 1000 Karlusguldens betaald zal worden, boven de 500 gulden die het gasthuis bij praelegaat is toegewezen; bovendien neemt de Poth op zich de de 4000 gulden te betalen volgens het akkoord aan de erfgenamen van Geertruyt Swart toegezegd; verder zal de Poth betalen de 3000 gulden die bij testament van Dirck Swart uit de goederen van Vermaeth opgenomen en tot betalingen van de schulden en legaten uitgekeerd; verder worden het Pesthuis en het Gasthuis gezamenlijk eigenaar van het huisje dat Dirck Swart van Dirck Snappert had gekocht, staande in de Muurhuizen tegenover het huis van Wijnbergen . Oorspr. Ondertekend door de regenten van beide partijen en met zegels van de twee oudste regenten van beide partijen respectievelijk Willem van Groteloo en Jor Adriaen van Zuijlen van Nijevelt, namens de Poth, en Mr Elias van Weede en Peter van Schadick, namens het Elizabethgasthuis, fragment van het eerste.

647 De Poth als erfgenaam van Jorden vander Maeth maakt een erfscheiding met Jacob Willemsz op Spaeckenborch onder Bunschoten inzake twee kampen land, groot vijf en een halve morgen, gelegen te Veen, aan de ene zijde begrensd door het land van Sr Franchoijs van Muijlwijck, namens zijn vrouw, aan de andere zijde Willem Claess, aan de voorzijde de hoff van Jacob aan de weg en aan de achterzijde Cornelis Jansz. Oorspr. Niet bezegeld, met handtekeningen van Willem van Groteloo, Johan van Ingen, P. van Schadijck, Dirck van Westrenen en Jacob Willemss.

648 Ewout van Baexen, stadhouder van de lenen van de Sint Paulusabdij, beleent Jacob van Hoorn, namens de Armen de Poth, met een vierde deel van 12 dagmaten, aan de zzeezijde begrensd door het Sint Ceciliaklooester te Utrecht, aan de landzijde door het Sint Agnietenklooster te Amersfoort en Johan Pyll c.s., nadat Reyner van Ingen, notaris, gemachtigde van Johan van Westreenen en Helmich van Westreenen, erfgenamen van hun broer Dirck van Westrenen, Peter Reyers Haverlo, voogd van Levina van Westrenen en Aernt van Westreenen, procuratie hebbende van Maria Dircks natuurlijke dochter, ermee beleend is en vervolgens weer afstand van heeft gedaan, ten overstaan van Wilhelm van Nyenrode en Gerrit Houtman, leenmannen.

649 De Staten van Utrecht belenen Cornelis van Lielaer namens de Armen de Poth met twee stukken buiten de Koegrave van de stadsmeent de Schiertsmate en de Arregonderhoeve, nadat Adriaen Mol, gemachtigde van Diderick Mulert, afstand hiervan heeft gedaan ten overstaan Jonkheer Godart van Reede stadhouder van de leenen en de mannen van leen Johan van Haeften, Willem Zas en Cornelis van Beeck. Oorspr. Met zegel van het leenhof.

5. Zegels

laatste wijziging 13-02-2021

3.800 beschreven archiefstukken

2.438 gedigitaliseerd

totaal 6.828 bestanden

Delen

Stel een vraag of plaats een opmerking op de tijdlijn

Duurzaam webadres

Mijn Studiezaal

Reageren