Logo - Archief Eemland

Stel een vraag of plaats een opmerking op de tijdlijn

Duurzaam webadres

Mijn Studiezaal

Reageren

Beschrijving van het archief

Archiefvorming

Inhoud en structuur van het archief

Aanwijzingen voor de gebruiker

Verwant materiaal

Bijlagen

laatste wijziging 11-11-2022

2.267 beschreven archiefstukken

23 gedigitaliseerd

totaal 6.276 bestanden

Delen

Stel een vraag of plaats een opmerking op de tijdlijn

Duurzaam webadres

Mijn Studiezaal

Reageren

Beschrijving van de series en archiefbestanddelen

Sint Pietersgasthuis

Lazarushuis

Bloklandsgasthuis

Gecombineerd Sint Pieters- en Bloklandsgasthuis

Stukken waarvan de plaats in het archief onduidelijk is

Documentatie

Concordans

Regesten

501 Cornelis van Duverden, schout, Jacob Peter Stevens en Johan Ruysch, schepenen, oorkonden dat Huybert van Breweert en Elysabeth, zijn vrouw, hebben verklaard schuldig te zijn aan Dirck Jansz en Henrickgen Dircks, zijn vrouw, een jaarlijkse rente van 6 gulden, af te lossen met 100 gulden, gevestigd op hun huis tegen de Grote Kerk. Tweede zegel beschadigd, fragmenten van het eerste en derde. Met transfix d.d. 20 april 1642

Records 1 t/m 100

Records 101 t/m 200

Records 201 t/m 300

Records 301 t/m 400

Records 401 t/m 500

502 Johan van Duverden van Voord, schout, Thomas van Celen en Luman Henricks, schepenen, oorkonden dat Coenraet Henr[icksz] en Betgen, zijn vrouw, hebben verklaard schuldig te zijn aan Jan Willems van Amsterdam en Elias van Wede, gasthuismeesters, een jaarlijkse losrente van 1 gulden en 10 stuivers, af te lossen met 26 gulden, gevestigd op de helft van hun huis op Bloemendal, aan de ene zijde begrensd door Lou Bossch, aan de andere zijde Henr[ick] Stevens. Met zegels van de oorkonders, het tweede beschadigd

503 Johan van Duverden, schout, Johan van Dael en Wouter Meijns, schepenen, oorkonden dat Jacop van Hall en Aechtgen, zijn vrouw, hebben verklaard schuldig te zijn aan Jacop van Dam, melaatmeester, ten behoeve van de arme melaatsen een jaarlijkse losrente van 6 gulden, hoofdsom 100 gulden, met als onderpand hun huis aan de Langestraat, aan de ene zijde begrensd door Bart Hermansz, aan de andere zijde Elias Jans Cuijper. Met zegels van de oorkonders, het eerste en tweede beschadigd

504 Meynert Volcxss Saeb, schout, Ryck Volcxsz en Jacob Willemss Schoemaker, schepenen te Bunschoten, oorkonden dat Symen Maess, Brant Maess en Maes Symenss, hebben overgedragen aan Heyndrik Saell, rentmeester van het H. Sacramentsgasthuis, 19 dammaten land, min een vierde deel, gelegen te Velde, strekkende van de Spakenburger garcht westwaarts tot aan Cornelis Rutgerss land, aan de zuidzijde begrensd door Willem van Dolre, aan de noordzijde Heyndrick en Dom Ceelen c.s. Tweede zegel verloren, fragment van het derde

505 Johan van Duverden van Voord, schout, Coenraet Fransz en Johan van Dael, schepenen, oorkonden dat Willem Willems, glazenmaker, voor de ene helft en Elisabeth Rutgers, weduwe en boedelhoudster van Beernt Beerntss, met Henrick van Rijn haar voogd, Jan Beernts en Weijmptgen Beernts, haar kinderen en die van Beernt Beernts, voor de andere helft, hebben overgedragen aan Henrick van Emelaer en zijn vrouw een hof buiten de Kamppoort, aan de ene zijde begrensd door Mathijs Goortss, voor, aan de andere zijde en achter de weg. Met zegel van de schout, de andere twee verloren

506 Johan van Duverden van Voordt, schout, Peter Schade en Wouter Meijnsz, schepenen, oorkonden dat Evert Gerritsz heeft verklaard schuldig te zijn Jacob Petersz van Gelder en zijn vrouw een erfelijke losrente van 6 gulden, gevestigd op zijn huis aan de Vismarkt waar Sint Crispijn uithangt, aan de ene zijde begrensd door de Langegracht, aan de andere zijde het huis van Jorden Poeijt zaliger. Met fragmenten van het tweede en derde zegel

507 Hendrick Verhaer, schout, Wouter Meyns en Jan van Westrenen, buren en gerechtslieden van Hoogland, oorkonden dat Thoentgen Hans Weegen weduwe, boedelhoudster van Goris Peters, met Jan Guerts haar voogd, hiertoe gemachtigd door Evert de Goyer, Hendrick Cornelis, als man en voogd van Aeffgen Dirck de Goyers dochter, Marritgen Dirck de Goyers dochter, Claes de Goyer voor hemzelf en voor Adriaen Cornelis als man en voogd van Lysbeth Jacob d'Goyers dochter, tevens voor Cornelis d'Goyer, zijn in het buitenland verblijvende broer en het weeskind van Dirck Jacobs d'Goyer, eveneens zijn broer, tevens nog als erfgenaam van Gerrit d'Goyer, allen erfgenamen van de overleden Cornelis Jans d'Goyer, kapitein in Oost-Indië, hebben overgedragen aan Jacob van Dam en Jacob van Schadyck, gasthuismeesters, 6,5 dammaten land te Nederzeldert, gemeenschappelijk in 24 dammaten land met het klooster Mariënhof, het gasthuis en Roeloff Willems, met de uiterdijk, strekkende van de Nederzeldertseweg tot aan de Haarse Lodijk toe, aan de oostzijde begrensd door Gysbert van Langevelt c.s., aan de westzijde Wouter Meyns c.s. Met zegels van de oorkonders

508 Meynert Volcxs Saeb, schout, Meynert Peterss Wassenaer en Dirck Aertss Snapper, schepenen te Bunschoten, oorkonden dat Dirck van Dullens, kurassier, man en voogd van Byetgen Peters, heeft overgedragen aan Heyndrick Saell, rentmeester van het Bloklandsgasthuis, 5 vierendeel dammaten land te Velde bij de molen, het tweede kampje van de weg af, aan de zuid-, west-, noord- en oostzijde begrensd door het land van het gasthuis. Met zegels van de oorkonders

509 Meijnert Volcxs Saeb, schout, Meijnert Peterss Wassenaer en Dirck Aertss Snapper, schepenen van Bunschoten, oorkonden dat Steven Jan Jacobss en Nijesgen, zijn vrouw, hebben overgedragen aan Coenraet Franss, burgemeester van Amersfoort, ten behoeve van het Bloklandsgasthuis 3,5 dammaten land te Velde bij de molen op Spakenburg, aan de oost-, zuid-, west- en noordzijde begrensd door het gasthuis. Met zegels van de oorkonders, het tweede beschadigd

510 Goort van Isendoorn, plaatsvervangend-schout, Wouter Meynss en Henrick te Hart, schepenen, oorkonden dat Jan Jacobsz voor hemzelf en namens de andere erfgenamen van Frans Gerritsz, en Gerrit Fransz, mede executeur-testamentair, hebben overgedragen aan Neeltgen Choudrons een huis, hof en hofstede in de Krankeledenstraat, aan de ene zijde begrensd door Marrij Reijers, aan de andere zijde door Peter Schade, strekkende van de straat tot aan de stadssingel. Met zegels van de oorkonders, het eerste enigszins beschadigd

511 Meijnaert Volckensz Saeb, schout, Claes Lambertss en Jan Jacobss, schepenen van de Duist, de Haar en Zevenhuizen, oorkonden dat Johan Willemsz van Amsterdam heeft overgedragen aan het gasthuis 5,5 dammaten land in de Duist, aan de zuidzijde begrensd door Peter Harbertss, aan de noordzijde de erfgenamen van Jan Woutersz c.s., aan de oostzijde de Laak, aan westzijde Thonis Evertsz. Met zegels van de oorkonders

512 Johan van Oldenbarnevelt, leenheer Stoutenburg en Luttikeweede, beleent Frans Jacobsz na het overlijden van Helena Willem Jacobsz Schaeyen dochter, zijn moeder, met de tiende van gehele goed Middelaar, ten overstaan van de leenmannen Jacob van Dam en Joost van Vanevelt. Zegel van de leenheer beschadigd

513 Johan van Oldenbarnevelt, leenheer van Stoutenburg en Luttikeweede, beleent Willem van Lielaer, gasthuismeester, nadat Frans Jacobsz er afstand van heeft gedaan, met de tiende van het gehele goed Middelaar, ten overstaan van de leenmannen Jacob van Dam en Joost van Vanevelt. Zegel van de leenheer rechts enigszins beschadigd

514 Johan van Oldenbarnevelt, leenheer van Stoutenburg en Luttikewede, beleent Joost van Vanevelt namens het gasthuis na het overlijden van Frans Andriesz met een halve hoeve land, Daetselaer en Bollenhoffstadt geheten, in pacht bij Helmert Hubertsz, met de tiende en verder de tiende van de Goor, ten overstaan van de leenmannen Jacob van Dam en Willem van Lienaer. Zegel van de oorkonder afgesleten en linksboven beschadigd

515 Meynert Volcxss Saeb, schout, Peter Haermanss en Johan Heijndrickss, schepenen van Bunschoten oorkonden dat Maria Zoes, weduwe van Heijndrick Verhaer, voor haarzelf, Gerrit Verhaer en Joost van Vanevelt als voogden over de kinderen van Heijndrick hebben overgedragen aan Peter Franss en Jacob van Dam, gasthuismeesters, 2 dammaten land min een half vierendeel van 1 dammaat, te Velde in de Veenstraat, bij de 14 dammaten land die al het gasthuis toebehoren, aan de zuidzijde begrensd door Willemptgen Wijes c.s., aan de noordzijde door de weduwe en de erfgenamen van Peter Both c.s. Met zegels van de oorkonders, het eerste en derde enigszins beschadigd

516 Meijnaert Volckensz Saeb, schout, Jan Adriaens Backer en Henrick Aertss, schepenen van de Duist en de Haar en Zevenhuizen, oorkonden dat Thonis Evertss voor zichzelf en als man en voogd van zijn vrouw heeft overgedragen aan Joost van Vanevelt en Peter Fransz, gasthuismeesters, 7 dammaten land in de Duist aan de Laak, aan de ene zijde begrensd door het gasthuis, aan de andere zijde Reijer Jansz. Met zegels van de oorkonders

517 Meijnaert Volckensz Saeb, schout, Jan Adriaensz Backer en Cornelis Gerritsz, schepenen van de Duist en de Haar en Zevenhuizen, oorkonden Frans Gerritsz en Hillitgen Bomel, zijn vrouw, verklaren schuldig te zijn aan Annitgen Ludolphs 600 gulden tegen een rente van 33 gulden per jaar gevestigd op 4 dammaten land in de Duist in twee kampen, aan de noordzijde begrensd door Peter van Schadijck, aan de zuidzijde de erfgenamen van Willem Pijll, aan de westzijde de Neerweg en de comparanten en aan de oostzijde het klooster van Sint Jan te Amersfoort

518 Maurits, prins van Oranje en graaf van Nassau, beleent als heer van IJsselstein, Rutger Poeyt, gasthuismeester, met een halve hoeve op het Hooge Landt in het kerspel van Leusden, nadat Willem van Harn hier afstand van heeft gedaan, hem nagelaten door zijn moeder Josina Joost Harmans dochter, waarvoor Rutger hulde, eed en manschap gedaan. Met zegel van de leenhof

519 Adriaen van Westrenen, plaatsvervangend-schout, Wouter Buijs en Henrick Everts, schepenen, oorkonden dat Jacob van Hall en Aecht Bryncken, zijn vrouw, hebben verklaard schuldig te zijn aan de melaatsen een erfelijke losrente van 5 gulden en 10 stuivers, hoofdsom 100 gulden, met als onderpand hun huis aan de Langestraat, aan de ene zijde begrensd door Elias Jansz Cuper, aan de andere zijde Bart Harmansz Mandemaker. Met zegels van de oorkonders

520 Cornelis van Duverden, stadhouder van de leenhof van de Sint Paulusabdij, beleent Jacob van Westrhenen Jacobsz, namens het gasthuis, na het overlijden van Gerrit van Dashorst, met een halve hoeve land, de andere helft van de Zijlhorst bestaande uit 1 de heflt van de Eng 2 de Groote Goer 3 de Nyencamp 4 het Buytenvelt 5 het benedenste gedeelte van de Grote Verthorst 6 de helft van zekere veenslagen en leemkuilen;
met de bepaling dat Aernt Willems en Mariken Coeners of hun erfgenamen te allen tijde het goed mogen aflossen en afkopen tegen 3600 Karolusguldens, ten overstaan van de leenmannen Evert vander Schuijr en Cornelis van Asch. Met zegel van de leenhof

521 Ernst van Abcoude van Merthen, schout, Aert Ghijsbertsz en Henrick van Hattem, schepenen, oorkonden dat Betgen Egberts met Johan Schade haar voogd heeft verklaard schuldig te zijn aan het gasthuis een erfelijke losrente van 34 stuivers per jaar met een hoofdsom van 34 gulden, gevestigd op haar halve huis en hof op Bloemendal, aan de ene zijde begrensd door Henrick Peters Schoenmaecker, aan de andere zijde de erfgenamen van Lourens Bosch. Met zegels van de oorkonders

522 Johan van Bijler, schout, Rutger Janss en Wouter Gijsbertss, gerechtslieden van Hoogland, oorkonden dat Meus Jans, wonende te Hoogland, heeft overgedragen aan het gasthuis 2 derde delen van een morgen land, een hoekmorgen, waarvan het derde deel toebehoort aan Goossen Jans, nu in gebruik bij Henrick Willems, aan de ene zijde begrensd door het gasthuis, aan de andere zijde de gemene buurweg. In plaats van Wouter Gijsberts bezegeld door Adriaen Mol, de secretaris. Drie zegels gaaf

523 Wijnant Panhuijsen, schout, Ghysbert Wulphen van Thinnenborch en Anthonis Jacobs van Schuijlenborch, schepenen te Bunschoten, oorkonden dat Henrick Both, kerkmeester van de Sint Joriskerk te Amersfoort, Jacob van Schadick en Steeven Gerrits Bodee, gecommitteerden van het stadsbestuur, hebben overgedragen aan Henrick Saell, rentmeester van het Sacramentsgasthuis, 9 dammaten land, vanouds genaamd het Kerckelandt, strekkende van de weg tot aan het land van Willem Willemsz, aan de noordzijde begrensd door Gouw Wulfen, aan de zuidzijde de Gulde Mouw, van oudsher geheten. Met zegels van de oorkonders

524 Johan Foeijt, schout, Gerrit Jansz en Jan Jacobsz, schepenen van de Duist, de Haar en Zevenhuizen, oorkonden dat Frans Gerritsz en Hillitgen Bommars, zijn vrouw, hebben overgedragen aan Reijer Jansz op Schothorst en Cornelis Jansz, broers, en hun vrouwen 4 dammaten land in de Duist, het laatst gepacht door Gerrit Maesz, aan de noordzijde begrensd door Peter van Schadijck, aan de zuidzijde de erfgenamen van Willem Pijll, aan de westzijde aan de Neerweg en de comparanten zelf, aan de oostzijde het klooster van Sint Jan te Amersfoort, belast met een jaarlijkse rente van 5 gulden (hoofdsom 600 gulden) voor Annitgen Luloffs en een rente van 5 gulden (hoofdsom 300 gulden) voor Elbert Gerisz. Met zegels van de oorkonders, het eerste beschadigd

525 Jan Jansz Admirael, plaatsvervangend-schout, Henrick ter Hart en Henrick van Estvelt, schepenen, oorkonden dat Frans Jacobsz, Jacob Jacobsz en Andries Fransz, met hun vrouwen, en Gerritgen Jacobs hebben overgedragen aan Steven Kotenberch en Elias van Weede, gasthuismeesters, 2 morgen land in de Horseweide, aan de oostzijde begrensd door Gerardt van Staverden, aan de westzijde de erfgenamen van Gerrit Fransz c.s. , aan de zuidzijde de erfgenamen van Jacob Thonisz, aan de noordzijde de Coopse wetering. Met zegels van de oorkonders, het derde beschadigd

526 Frederik Hendrik, stadhouder, en president en het hof van Utrecht geven bevel aan deurwaarder of pander om diverse achterstallige betalingen aan het gasthuis te innen. Met afhangend zegel van het Hof, beschadigd

527 Harman van Bornbergen, plaatsvervangend-schout, Henrick van Renselaer en Henrick Everts, schepenen, oorkonden dat Armgert Claes, weduwe van Marten Claesz, voor haarzelf en haar kinderen, voor de ene helft, en Henrick Willemsz en Willem Henricksz en Aeltgen Henricx, zijn kinderen, voor de andere helft, hebben overgedragen aan Jan Henricxsz Roest en Neeltgen Frans van Geijn, zijn vrouw, twee woningen met een hof daar achter, gelegen in de Teut, aan de ene zijde begrensd door Cors Thonisz, aan de andere zijde Johan van Westrhenen, belast met een jaarlijkse erfpacht van 18 stuivers, verschuldigd aan Carel van de Sande, namens zijn vrouw. Met zegels van de oorkonders enigszins beschadigd

528 Lambert van Hamelsbergen, schout, Volcken Gerritsen en Peter Gerritsen, schepenen van de Duist, de Haar en Zevenhuizen, oorkonden dat Frans Gerrits en Hillitgen Bomer, zijn vrouw, wonende te Goch in het land van Kleef, hebben overgedragen conform de koopakte van 30 januari aan Jacob van Westrhenen en Henrick van Dompseler, melaatmeesters, namens het Lazarushuis, 4 dammaten land in de polder van de Duist, aan de ene zijde begrensd door het land van Peter van Schadijck, aan de andere zijde de erfgenamen van Wouter Pijl, de tweede kamp van de Bunschoter Neerweg, waarbij tot meerdere zekerheid als onderpand gesteld wordt 2,5 dammaten land in de Slaag, de Corte Camp geheten. Met zegels van de schout en Johan Mol, secretaris, en Jan Aerts Roelen, namens de schepenen

529 Lambert van Hamelsbergen, schout, Gijsbert Aerts en Roeloff Gerrits, schepenen van de Duist, de Haar en Zevenhuizen, oorkonden dat Reijer Jans Schothorst, voor hemzelf en namens Maria Rijcxsdochter zijn vrouw, wonende te Hoogland, heeft overgedragen aan het Lazarushuis 2 dammaten duisten gemeenschappelijk in 4 dammaten met Cornelis Jans en Thijman Henricxs te Leusbroek, respectievelijk zijn broer en zwager, aan de oostzijde begrensd door het land van het Lazarushuis, aan de zuidzijde de erfgenamen van Wouter Pijl, aan de westzijde de weg, aan de noordzijde Peter Schadijck, belast met een rente ten gunste van Claes Baltus, hoofdsom 600 gulden. Met zegels van de schout en Johan Moll, secretaris, en Jan Aert Roelen, namens de schepenen, het tweede beschadigd, fragment van het derde

530 Walraven van Arckel, schout, Steven Cotenberch en Jonker de Ridder, schepenen, oorkonden dat Rutger Dibbets en Adriana Thonis dochter, zijn vrouw, mede namens Tonis Lubberts, hun vader en schoonvader, hebben overgedragen aan Evert Wouters en Anna Jans, zijn vrouw, 4 morgen land gelegen in de Buijser in de stadsvrijheid, aan de zuidzijde begrensd door Peter van Schaeck, aan de noordzijde Henrick vande Veen, aan de westzijde Jacob van Westrenen, aan de oostzijde de Heeren wech. Fragmenten van het tweede en derde zegel, het eerste verloren

531 Walraven van Arckel, schout, Steven Cootenberch en Willem van Duverden van Voord, schepenen, oorkonden dat Harman van Renselaer, voor hemzelf en namens Peter d'Goijer, gemachtigd door het gerecht, op verzoek van Seger Lamberts, deurwaarder, heeft overgedragen aan Steven Lamberts, die daarvoor het meest heeft geboden, een huis, hof en hofstede in de Slijkstraat, aan de ene zijde begrensd door het Bloklandsgasthuis, aan de andere zijde Jacob Dellffs, man en voogd van zijn vrouw, nagelaten door Geertgen Jans, genaamd Roemers. Met fragmenten van de zegels

532 Walraven van Arckel, schout, Willem van Hardevelt en Henric Bock, schepenen, oorkonden dat Herman van Bornbergen, brouwer, en Damiana van Davelaer, zijn vrouw, hebben overgedragen aan Dirck Pettij en Jannitgen Claes, zijn vrouw, een huisje op Davidshof achter de Doelen met het erfje, aan de ene zijde begrensd door de straat onder de wal, aan de andere zijde Henric Everts weduwe en erfgenamen, met verklaring het geld ontvangen te hebben. Het zegel van de schout gaaf, fragment van het tweede, het derde verloren

533 Brand van Slichtenhorst, plaatsvervangend-schout, Johan de Ridder en Willem van Deuverden van Voord, schepenen, oorkonden dat Cornelis Goorts, ruiter in de compagnie kurassiers van de baron de la Ferté, en Maria Dircxdochter, zijn vrouw, hebben overgedragen aan Anthonia van Surckestein, weduwe van Gerard Dircx Fit, een rentebrief van 6 gulden per jaar, hoofdsom 100 gulden, in 1610 gevestigd op het huis van Huybert van Breweert aan de Markt op de hoek van de Windsteeg. Zegels verloren. Transfix van akte d.d. 4 juli 1610

534 Henrick Breecker, plaatsvervangend-schout voor Anthonis van Berck, Thonis Henricksz en Gijsbert Huijgen, schepenen van Hoogland, oorkonden dat Gosen van Roijen, rentmeester van de Sint Paulusabdij te Utrecht, heeft overgedragen aan Agnes van Bijler, vrouwe van Thienhoven, een stuk heetveld groot 438 roeden, genaamd het Wathorster Buijtenvelt, aan de oost- en zuidzijde begrensd door het gasthuis, aan de westzijde de Wathorster weg, aan de noordzijde Otto van Gessell, bezegeld door de schout, Reijnier van Ingen en Thonis Evertsz. Eerste twee zegels gaaf, het derde boven enigszins beschadigd. Lias met akte van dezelfde dag

535 Henrick Breecker, plaatsvervangend-schout voor Anthonis van Berck, Thonis Henricksz en Gijsbert Huijgen, schepenen van Hoogland, oorkonden dat Wijnand van Ommeren, oud burgemeester, gemachtigde van Agnes van Bijler, weduwe van Adriaen Ploos van Amstel, heer van Oudegeijn, Lievendaell, Thienhoven, 't Gheijn etc., heeft overgedragen aan het gasthuis een stuk heetveld groot 438 roeden, genaamd het Wathorster Buijtenvelt, aan de oost- en zuidzijde begrensd door het gasthuis, aan de westzijde de Wathorster weg, aan de noordzijde Otto van Gessell, bezegeld door de schout, Reijnier van Ingen en Thonis Evertsz. Zegels gaaf. Lias met akte van dezelfde dag

536 Anthonis van Berck, schout, Evert Evertsen den Jongen en Maes Gijsberts, schepenen van Hoogland, oorkonden dat Simon Henrics Schuir en Geertgen Goosens, zijn vrouw, en hun zonen Jan en Evert, voor hunzelf en voor de andere minderjarige kinderen, hebben overgedragen aan het gasthuis het derde deel van 7 hont land, waarvan het gasthuis het andere tweederde gedeelte heeft, aan de ene zijde begrensd door het gasthuis, aan de andere zijde de buurweg, met verklaring dat de koopsom is ontvangen. Tweede en derde zegel gaaf, eerste verloren

537 Willem II, leenheer van IJsselstein, beleent Wijnant van Ommeren, gemachtigde van Elias van Weede en namens het gasthuis, na het overlijden van Rutger Poeijt, met een hoeve land, Daetselaer en Bollenhoffstadt geheten, met de tiende van de halve hoeve en verder de tiende van de Gore. Met het leenzegel, onder en boven beschadigd

538 Hessel Breecker, plaatsvervangend-schout, Willem van Schaik en Jelis de Ridder, schepenen, oorkonden dat Johannes Westerborch voor hemzelf en als voogd van Justus van Wyck, zijn minderjarige broer, erfgenamen van Elisabeth Jans, weduwe van Cornelis Joosten van Wyck, heeft overgedragen aan Evert Helmichs, metselaar, en zijn vrouw, een huis, hof en hofstede aan de wal binnen de stad, aan de ene zijde begrensd door Francq Jansz, aan de andere zijde Jan Cornelisz. Fragmenten van het eerste en derde zegel, het tweede verloren

539 Bartholomeus Panhuijs, schout, Jelis de Ridder en Warnaer van Bronckhorst, schepenen, oorkonden dat Johan van Sevender en Ageta van Hemsters, zijn vrouw, hebben overgedragen aan het gasthuis vijf vierdel morgen land buiten de Slijkpoort in de Ouden Haag, aan de ene zijde begrensd door het gasthuis, aan de andere zijde Thonis Maess. Eerste en tweede zegel gaaf, fragment van het derde

540 Bartholomeus van Panhuijs heer van Voorn, schout, Jelis de Ridder van Lunenborch en Willem Sael uutten Engh, schepenen, oorkonden dat Dirck Gijsberts en Gerritgen Cornelis zijn vrouw hebben verklaard schuldig te zijn aan het gasthuis een jaarlijkse rente van 30 gulden, hoofdsom 600 gulden, met als onderpand:
- hun huis in de Bloemendalsestraat, aan de ene zijde begrensd door Marthen Graeff, aan de andere zijde de Bolderstraat;
- het huis waar de Rode Haan uithangt, aan de ene zijde begrensd door Cornelis Maesz, aan de andere zijde Claes Woutersz. Met fragmenten van de zegels

541 Gerard Cock, plaatsvervangend-schout, Gerard Thiens en Warnaer van Bronckhorst, schepenen, oorkonden dat Jan Jacobs en Elbertgen, zijn vrouw, hebben verklaard schuldig te zijn aan het gasthuis een jaarlijkse losrente van 36 gulden, hoofdsom 600 Karolusguldens, met als onderpand 2 vierdelen land gelegen buiten de Kamppoort boven de Tweede Steeg, aan de ene zijde begrensd door het Vrouwen Convent, aan de andere zijde de erfgenamen van Henrick Vrants. Met zegels van de oorkonders, beschadigd

542 Bartholomeus Panhuijs, schout, Jelis de Ridder van Lunenborch en Gysbert van Dompselaer, schepenen, oorkonden dat Thonis Gysbertze en Hendrickgen Jacobs hebben verklaard schuldig te zijn aan Steven Albertze Versteech en zijn vrouw een erfelijke losrente van 9 Karolusguldens, af te lossen met 150 guldens, met als onderpand hun huis, hof en hofstede in de Slijkstraat, aan de ene zijde begrensd door Jacob Wouterss Brinck, aan de andere zijde Lambert Evertze Cremer. Met fragmenten van het eerste en derde zegel, het tweede verloren

543 Bartholomeus van Panhuijs, schout, Jelis de Ridder van Lunenborgh en Gisbert van Dompselaer, schepenen, oorkonden dat Peter Slosser en Willemtgen Segers, zijn vrouw, Jacobus Johannis, chrirurgijn, en Jannitgen Segers, zijn vrouw, Dirck Mattheusen, notaris en administrateur over de nagelaten goederen van Seger Lambertzen en Jan Palmer, voogd van Lambertgen Segers, minderjarige dochter van Seger, hebben overgedragen aan Thonis Gisbertzen en Henrickgen Jacobs een huis, hof en hofstede in de Slijkstraat, aan de ene zijde begrensd door Jacob Woutersen Brinck, aan de andere zijde door Lambert Evertsen Cremer. Eerste zegel verloren, tweede en derde beschadigd

544 Willem Hendrik, prins van Oranje en graaf van Nassau, heer van IJsselstein, beleent Jacob van Westrhenen namens het gasthuis na het overlijden van Willem van Lielaer met de tiende van het gehele goed Middelaar, waarover hulde, eed en manschap is gedaan ten overstaan van de leenmannen Philippus Dimmer en Cornelis Spengel vander Houven. Met leenzegel, beschadigd

545 Gerardt van Reede, heer van Draeckesteijn d'Vuijrs etc, stadhouder van de leenhof van de Sint Paulusabdij, beleent Jacob van Westrhenen, namens het gasthuis, na het overlijden van Jacob van Westrhenen Jacobss, met de helft van een halve hoeve, de andere helft van Zielhorst bestaande uit 1 de helft van de Eng 2 de Groote Goer 3 de Nieuwe Camp 4 het Buijtenvelt 5 het benedenste gedeelte van het Groote Verthorst 6 de helft van zekere veenslagen en leemkuilen, met de bepaling dat het goed te allen tijde gelost en afgekocht zal mogen door Aernt Willemss en Mariken Coeners of hun erfgenamen. Zegel van de leenhof aan de rechterkant beschadigd

546 Gerard Cock, plaatsvervangend-schout, Gijsbert van Ruijtenbeecq en Henrick van Schaeck, schepenen, oorkonden dat Bartholomeus Jans van Langh, gemachtigde van Peter Codde en Catharina de With, zijn vrouw, Henrick Codde, Anna Codde en Johan de Swaen en Maria Codde, zijn vrouw, kinderen en erfgenamen van Marten Codde, heeft overgedragen aan Gerbrant Pouwels en zijn vrouw een huis, hof en hofstede op het Spui, aan de ene zijde begrensd door Arien Goosens, aan de andere zijde door Jan Withuijsen. Eerste en derde zegel enigszins beschadigd, fragment van het tweede

547 Gerard Cock, plaatsvervangend-schout, Warnhaer van Bronckhorst en Johan van Ommeren, schepenen, oorkonden dat Jan Aertsen, wonende te Nijkerk, en Gerrit Goijertsz, voogden over de minderjarige kinderen van Willem Jansz en Maijken Goijertsz, overleden te Veenendaal, en Jan Aertsz Schoock, namens Thonis Thonisz te Leerdam, zijn zwager, Goortjen Ariaens van Langelaer, weduwe en boedelhoudster van Cornelis Henricksz Lam, te Veenendaal overleden, allen erfgenamen van Peter Goortsz, hebben overgedragen aan Goossen Fransz Eeckmolenaer en Catharina Simons zijn vrouw een huisje en hofje buiten de Kleine Koppelpoort, aan de ene zijde begrensd door Geertjen weduwe van Hubert Mool, aan de andere zijde de weduwe van Thijmon Henricksz Roos, belast met een hoofdsom van 80 gulden ten behoeve van de erfgenamen van Remmert Evertsz en 20 gulden 10 stuivers hoofdsom ten behoeve van Henrick Maesz Backer, ten tijde van de koop en later afgelost. Met zegels van de oorkonders, fragment van het eerste

548 Herbert Cuijp, plaatsvervangend-schout voor Clemens van Daell, Aert Rutgerssen en Rijck Segerssen, schepenen van Bunschoten, oorkonden dat Aelt Dirckssen heeft verklaard schuldig te zijn aan de regenten van het gasthuis te Amersfoort 160 Karolusguldens aan verlopen pachttermijnen en daarvoor een jaarlijkse rente te betalen van 8 guldens, met als onderpand zijn huis aan de straat, aan de ene zijde begrensd door de weduwe van Thonis Tijssen, aan de andere zijde door Claes Reyerssen. Alleen het eerste zegel nog aanwezig

549 Clemens van Daell, schout, Roelof Gerritsz en Gijsbert Aertsz, schepenen van de Duist, de Haar en Zevenhuizen, oorkonden dat Jan Cornelisz Schothorst en Weijmtgen Thijmans dochter, Gijsbert Cornelisz Schothorst en Marritgen Henricx dochter en Gerrit Cornelisz Schothorst hebben overgedragen aan de regenten van het gasthuis 2 dammaten land in de polder van de Duist, aan de oost- en de westzijde begrensd door het gasthuis, aan de noordzijde door Peter van Schadijck, aan de zuidzijde de minderjarige zoon van Lenard Jansz Bottercoper, bezegeld door de schout, Reijnier van Ingen en Meijns Jansz. Eerste zegel beschadigd, andere twee gaaf

550 Cornelis Sinapius, schout, Maes Willemsz Tuijsscher en Maes Ghijsbertsz op Coelhorst, schepenen van Hoogland, oorkonden dat Bessel Gerrits Bijeshaar heeft verklaard voor hemzelf en Geertgen Broenis, zijn vrouw, schuldig te zijn aan Anthonis van Honthorst en Margareta Maria van Lommetsum, zijn vrouw, 600 Karolusguldens tegen een jaarlijkse losrente van 30 gulden, met als onderpand 5 dammaten in Nederzeldert met het huis en getimmerte daarop, hem nagelaten door zijn vader Gerrit Henricxsz Bijeshaer, aan de zuidzijde begrensd door de Zeldertseweg, aan de noordzijde door Gosen Eliss, aan de oostzijde de ingelanden of heemraden van Nederzeldert, aan de westzijde Aris Harmansz. Bezegeld door de schout, Reijnier van Ingen en Jan Aertsz Roelen, namens de schepenen. Eerste zegel gaaf, tweede zegel verloren, het derde beschadigd

551 Gerard Cock, plaatsvervangend-schout, Rutger Evertz en Evert Henrickz, schepenen, oorkonden dat Jannitgen Damen, weduwe en boedelhoudster van Helmich Cluijt, en de kinderen, Daem, Cornelis en Neeltjen, voor zichzelf en voor de andere kinderen, hebben overgedragen aan het gasthuis een perceel land bij Metgensbleek, de Ganskuil genaamd, groot ongeveer 2,5 morgen met het steegje ernaast, in gebruik bij Adriaen Splinterz, aan de oostzijde begrensd door de erfgenamen van Adriaen Moll, aan de westzijde Jan Vogels erfgenamen, aan de noordzijde het gasthuis, aan de zuidzijde de Wijnbergh van Jan Poth, belast met de som van 1000 gulden ten gunste van Grietgen Peters de Wilt. Eerste zegel beschadigd, tweede gaaf, derde verloren

552 Cornelis Sinapius, schout, Maes Ghijsbertsz op Ceulhorst en Claes Stevensz op Bijeshaer, schepenen van Hoogland, oorkonden dat Bessel Gerritsz Bijeshaer, voor hemzelf en als man en voogd van Geertgen Broenis dochter, wonende omtrent de Hoogenheert, heeft verklaard schuldig te zijn aan het gasthuis een jaarlijkse losrente van 50 Karolusguldens, voor 1000 gulden aan achterstallige pachten, privé en als borg voor Henrick Besselz Bijeshaar en Jacob Willemss, bouwman, waarbij als onderpand gesteld worden zijn huis, hof en hofstede met 3,5 dammaten land in de polder van Nederzeldert, aan de oostzijde begrensd door de Werffdijck, aan de westzijde Aris Harmansz in de Houff, aan de zuidzijde de Nederzeldertseweg,aan de noordzijde Gosen Eliss, bezegeld door de schout, Reijnier van Ingen en Jan Aertsz Roelen. Fragmenten van het eerste en tweede zegel

553 Hendrik Foeijt, heer van Luttikeweede, beleent Johan van Sevender, namens het gasthuis, na het overlijden van Jacob Gerritsz van der Burch, met de tienden van Fijengheer en de Wetering, waarvoor hulde, eed en manschap is gedaan ten overstaan van de Florentius Foeijt, leenman van Sint Paulus, en Reijnier van Ingen, leenman van Luttekeweede. Met zegel van de leenhof, afgesleten

554 Henrick Foeijt, heer van Luttekeweede, beleent Johan van Sevender, namens het gasthuis, na het overlijden van Jacob Gerritsz van der Burgh, die daarmee vanaf 1598 [!] beleend is geweest, met de tienden van het erve en de goederen van Onstede, waarvoor hulde, eed en manschap is gedaan ten overstaan van Florentius Foeijt, leenman van de Paulusabdij, en Reijnier van Ingen, leenman van de hofstad en heerlijkheid Luttekeweede. Zegel beschadigd

555 Willem Hendrik, prins van Oranje, als leenheer van IJsselstein, beleent Mr Reijnier Hooft, namens het gasthuis, na de dood van Jr Jacob van Westrhenen, met de halve hoeve Daetselaer en Bollenhofstadt met de tiende en verder de tiende van de Grove [!], waarvoor hij hulde, manschap en eed heeft gedaan ten overstaan van de leenmannen Willem van Campen en Gerrit Joppelman. Met zegel van de leenhof, afgesleten

556 Willem Hendrik, prins van Oranje, heer van IJsselstein, beleent Reijner van Hooft, namens het gasthuis, na het overlijden van Jacob van Westrhenen, met de tiende van het gehele goed Middelaer, waarvoor hulde, eed en manschap is gedaan ten overstaan van Willem van Campen en Gerrit Joppelman, leenmannen. Met leenzegel, afgesleten

557 Schout, burgemeesters en schepenen oorkonden dat zij conform de koopakte tussen de gezamenlijke erfgenamen van Evert Wouterz en Anna Janz, verkopers, en de heren regenten van het Bloklandsgasthuis, kopers, en overeenkomstig willig decreet van 29 mei 1668, hebben overgedragen aan de regenten 4 morgen land genaamd de Buijser, gelegen buiten de Bloemendalsepoort aan de Liendertseweg, aan de zuidzijde begrensd door het land van de erfgenamen van Peter van Schaeck, aan de noordzijde Henrick van Veen, aan de westzijde Jacob van Westrenen, aan de oostzijde de Heren wegh, waarbij de het gerecht de verkopers onterft van hun rechten en alle anderen die nog rechten zouden willen laten gelden. Met secreetzegel van de stad

558 Wolphert van Brederode, heer van Nijvelt, beleent Johan van Sevender, gasthuismeester, na het overlijden van Geurt van Dashorst, met de tiende van Groot Daetselaer en met de twee delen van de Hogen Broecke, waarvoor hulde, eed en manschap is gedaan ten overstaan van de leenmannen Gijsbert van Bijlevelt en Willem van Welpen. Zegel van de leenhof beschadigd

559 Peter Ruijsch. stadhouder van de lenen van de Staten van Utrecht, beleent, na het overlijden van Jacob van Westrenen, Reijnier Hooft van Huijsduijnen, namens het gasthuis, met de halve hoeve, de andere helft van Zielhorst bestaande uit:
1 de helft van de Eng, aan de oostzijde begrensd door de Rollecater Eng en Jacob van Bijler, aan de zuidzijde de weg, aan de noordzijde Aert Willems en Mariken Coenders, zijn vrouw, of hun rechtsopvolgers
2 de Nieuwe Camp, aan de oostzijde begrensd door Arnt voornoemd en zijn vrouw, aan de noordzijde Arnt van Dorre, aan de zuidzijde Arnt en zijn vrouw met hun hofstede
3 het Buijtenvelt, aan de oostzijde begrensd door Arnt van Dolre, aan de westzijde Willem van Lienlaer, aan de noordzijde de abdij zelf, aan de zuidzijde Arnt Willems en zijn vrouw
4 het benedenste einde van het grote Verthorst, aan de oost- en zuidzijde begrensd door Willem van Lienlaer, aan de noordzijde Goes Gerrits
5 de helft van zekere veenslagen en leemkuilen, aan de zuidzijde begrensd door Aert Willems en zijn vrouw, aan de noordzijde de Zielhorst;
met de bepaling dat Aert Willems en Mariken Coenders of hun rechtsopvolgers het goed te allen tijde mogen aflossen en vrijkopen, ten overstaan van de leenmannen Nicolaes van Beusechem, Nicolaes Monck en Gerrit Jans Vernoij. Met zegel van de abdij

0099 Gecombineerd Sint Pieters- en Bloklandsgasthuis te Amersfoort, 1326-2010

Beschrijving van de series en archiefbestanddelen

Regesten

Delen

Stel een vraag of plaats een opmerking op de tijdlijn

Duurzaam webadres

Mijn Studiezaal

Reageren

560 Jacob Godin van Boelensteijn, schout, Johan Richolt van Ruijtenbeecq en Henrick van Ommeren, schepenen, oorkonden dat Jan Geurtz en Claesje Claes, zijn vrouw, en Geurt Lambertz en Aeltje Geurts, zijn vrouw, verklaard hebben schuldig te zijn aan het gasthuis de som van 200 gulden tegen een rente van 5 procent, met als onderpand huis en hofstede in de Teutstraat. Met zegel en contrazegel van de schout

559

Peter Ruijsch. stadhouder van de lenen van de Staten van Utrecht, beleent, na het overlijden van Jacob van Westrenen, Reijnier Hooft van Huijsduijnen, namens het gasthuis, met de halve hoeve, de andere helft van Zielhorst bestaande uit:
1 de helft van de Eng, aan de oostzijde begrensd door de Rollecater Eng en Jacob van Bijler, aan de zuidzijde de weg, aan de noordzijde Aert Willems en Mariken Coenders, zijn vrouw, of hun rechtsopvolgers
2 de Nieuwe Camp, aan de oostzijde begrensd door Arnt voornoemd en zijn vrouw, aan de noordzijde Arnt van Dorre, aan de zuidzijde Arnt en zijn vrouw met hun hofstede
3 het Buijtenvelt, aan de oostzijde begrensd door Arnt van Dolre, aan de westzijde Willem van Lienlaer, aan de noordzijde de abdij zelf, aan de zuidzijde Arnt Willems en zijn vrouw
4 het benedenste einde van het grote Verthorst, aan de oost- en zuidzijde begrensd door Willem van Lienlaer, aan de noordzijde Goes Gerrits
5 de helft van zekere veenslagen en leemkuilen, aan de zuidzijde begrensd door Aert Willems en zijn vrouw, aan de noordzijde de Zielhorst;
met de bepaling dat Aert Willems en Mariken Coenders of hun rechtsopvolgers het goed te allen tijde mogen aflossen en vrijkopen, ten overstaan van de leenmannen Nicolaes van Beusechem, Nicolaes Monck en Gerrit Jans Vernoij. Met zegel van de abdij

1670 november 17 stilo antiquo

Aert en Mariken in 1572 als eigenaars genoemd!

Zie ook:

Toegang 0099, Inv.nr. 1389

laatste wijziging 08-03-2010

561 Aert Loogen, plaatsvervangend-schout, Adriaen de Coninck en Johan Cornelis van Veenendael, schepenen, oorkonden dat Dirck Cauter alias Fits, erfgenaam van Gerrit Dircks Cauter alias Fits en Teuntje van Surckesteijn, heeft overgedragen aan Hermen van Westervelt en zijn vrouw een rentebrief, waardoor deze akte is getransfixeerd is geweest, van 6 gulden per jaar op 4 juli 1610 gevestigd door Zuijlen van Breweerdt op zijn huis aan de markt op de hoek van de Windsteeg ten gunste van Dirck Jans en Henrickje Dircx, zijn vrouw;
welke rentebrief Teuntje op 20 april 1640 bij recht van cessie verkregen had van Cornelis Goorts, ruiter onder de compagnie kurassiers van de baron de Lafferte en Maria Dirckx, echtelieden. Fragment van het eerste zegel, het tweede verloren, het derde gaaf

562 Willem Hendrik, erfstadhouder, en de Staten van Utrecht belenen Jacob Jordaan van Westhrenen, namens het gasthuis, na het overlijden van Reijnier Hooft van Huijsduijnen, met de helft van een hoeve land, de andere helft van de Zijlhorst, bestaande uit 1 de helft van de Eng 2 de Nieuwe Camp 3 het Buijtenvelt 4 het benedenste deel van het Grote Verthorst 5 de helft van zekere veenslagen en leemkuilen;
met de bepaling dat Aert Willemsz en Mariken Coenders of hun erfgenamen het goed te allen tijde mogen lossen of afkopen tegen de som van 3600 Karolusguldens, waarover Jacob Jordaan van Westhrenen hulde, eed en manschap heeft gedaan. Met zegel van de abdij

563 Arent van Veenhuijsen, plaatsvervangend-schout, Daniel van Esch en Pieter van Aecken, schepenen, oorkonden dat Jacobus Jurfaessen van Lijnden en Petertie Gijsberts, zijn vrouw, hebben verklaard schuldig te zijn aan de regenten van het Bloklandsgasthuis de som van 1100 gulden tegen een rente van 55 gulden, indien binnen drie maanden betaald na verschijnen, afkomstig uit de erfenis van Gijsbert Henricksen Bleijcker en Aeltie Gijsberts, gevestigd op een bleek met huis, hof en hofstede gelegen buiten de Kleine Koppelpoort, aan de ene zijde begrensd door Peter Lamberts Feer, aan de andere zijde de weg. Met zegels van de oorkonders, enigszins beschadigd

564 Wilem III, baron van IJsselstein, beleent, na het overlijden van Reijnier Hooft van Huijsduijnen, Franco van Meerlandt, gemachtigde van Jacob Jordaen van Westrenen, namens het gasthuis met een halve hoeve waar eertijds een zekere Strije op placht te wonen, Daetselaer en Bollenhofstad geheten, te Stoutenburg met de tienden van de halve hoeve en de tienden van de Grove, ten overstaan van Wilhem en Fredrick van der Hoeven, leenmannen. Met zegel van de leenhof van de baronie

565 Willem III, baron van IJsselstein, beleent Franco van Meerlandt, gemachtigde van Jacob Jordaen van Westrenen, namens het gasthuis, na het overlijden van Reijnier Hooft van Huijsduijnen, met de tienden van de gehele goederen van Middelaar, ten overstaan van Willem en Fredrick van der Hoeven, leenmannen. Met leenzegel van de baronie, beschadigd

566 Albartus Nessingh, schout, Thonis Everts en Claas Philips, buurmeesters van Hoogland, oorkonden dat Aelbert Schouten, wonende te De Bilt, oom, en Meijns Cornelis, wonende te Zeldert, neef, voogden over Willemtje Cornelis, nagelaten dochter van Cornelis Jans de Goijer en Geertje Breunis, verklaard hebben over te dragen aan het gasthuis huis, hof en hofstede, met twee bergen en schuur en met ongeveer 3,5 dammaten land te Nederzeldert, aan de westzijde begrensd door Aris Harmens, aan de oostzijde de Werffdijck, aan de oostzijde de weg, aan de noordzijde Claas Philips, belast met 600 gulden kapitaal tegen een rente van 5 percent, ten gunste van Anthonij van Honthorst. Met zegel van de schout

567 Gerard Munnicks, schout, Henrick Gerrits Cruijff, geërfde, en Cornelis Stevens, buurmeester, gerechtslieden van Leusden en Maarsbergen respectievelijk, oorkonden dat Cornelis Bor, gemachtigde van Jacob Cromhout te Amsterdam heeft overgedragen aan Rogier Camerbeeck en Anthonij Goudoever, notarissen te Amersfoort, een maat land tussen de rivier de Eem en de Oude Eem in het gerecht van Hoogland, waarvan de ongelden onder het gerecht van Leusden worden betaald, groot ongeveer 12 dammaten. Met zegel van de schout, gerestaureerd

568 Gerard Munnicks, schout, Jacob Lamberts en Henrick Gerrits Cruijff, gerechtslieden van Leusden c.s., oorkonden dat Gillis Verhoeven, voogd over Gerard Bors van Waveren, minderjarige zoon van de overleden Gerard Bors van Waveren en Henriette Popta en gemachtigde van Jacob van Strijen, weduwnaar van Henriette Popta, heeft overgedragen aan het gasthuis een kamp maatland groot ongeveer 3 morgen, gelegen aan de Eem, aan de ene zijde begrensd door het gasthuis met de Cromhouts Maeth en aan de andere zijde Jacob Jordaen van Westrhenen

569 Gerard Munniks, schout, Jan Roelen en Johannes Cornelissen, buurmeesters van Leusden, oorkonden dat Rogier Camerbeeck en Anthonij Goudoever overdragen aan het gasthuis een maat land tussen de Eem en de Oude Eem, bij de zes boompjes, onder het gerecht Hoogland, waarvan de ongelden te Leusden worden betaald, groot ongeveer 12 dammaten. Met het zegel van de schout

570 Albertus Nessing, schout, Henrick Thonissen en Aart Jansen, schepenen van Hoogland, oorkonden dat Hendrick van Souten, weduwnaar van Rijckelant van Voorthuijsen, heeft verklaard schuldig te zijn aan de regenten van het Bloklandsgasthuis de som van 1100 Karolusguldens tegen een rente van 4,5 %, met als onderpand erf en goed, groot 10 morgen, Klein Crachtwijck genaamd, aan de ene zijde begrensd door Ruijgenwijck, aan de andere zijde Gerard Murraij. Bezegeld door de schout. Zegel verloren

571 Frederick Adolf, graaf van der Lippe, heer van Nijvelt, beleent Johan Fredrick Teeckman, namens het gasthuis, na het overlijden van Johan van Sevender, met de tiende van Groot Daetselaer en met de twee delen van de Hoogenbroecke, waarvoor hulde, eed en manschap is gedaan, ten overstaan van de leenmannen Adriaen van der Laken en Ludolf de Wit. Zegel van de leenhof verloren

572 Henrick Maurits Maurits van Weede, leenheer van de lenen behorende tot de heerlijkheid en ridderhofstad van Weede, gezegd Luttekeweede, beleent Johan Frederick Teeckman, namens het gasthuis, na het overlijden van Johan van Seventer, met de tienden van de Fijengheer en de Weteringe, ten overstaan van Adriaan van Bronchorst, leenman, en Conraat van Oosterhout, leenman van Sint Marie. Met zegel van de leenman, beschadigd

573 Henrick Maurits van Weede, heer van Luttekeweede, beleent Johan Frederick Teckman, namens het gasthuis, na het overlijden van Johan van Seventer, met de tienden van het erve en de goederen van Onstede, waarvoor hulde, eed en manschap is gedaaan ten overstaan van Adriaan van Brinckhorst, leenman van Weede, en Conraat van Oosterhout, leenman van Sint Marie te Utrecht. Zegel beschadigd

574 Dirck Smout, schout, Pieter Michieltsen Winkel en Gysbert Jacobs Blockhuijs, schepenen van Bunschoten, oorkonden dat Rengertje Jans, weduwe van Gerrit Claasen Santhaar, heeft overgedragen aan het gasthuis 3,5 dammaten land te Velde, aan de oostzijde begrensd door de armen van Bunschoten, aan de westzijde Jan Bons, aan de zuidzijde Sr Ferrijn, aan de noordzijde Willem Evertse Koijman. Fragent van het eerste zegel, het tweede beschadigd, het derde gaaf

575 Johan Fredrik Teeckman, schout, Carel Gabrij en Johan Thiens, schepenen, oorkonden dat Gerard en Jacoba van Malsen, wonende te Dresden in Saksen, meerderjarige kinderen en erfgenamen van Bartholomeus van Malsen en Margareta Liseers, hebben overgedragen aan Wendelina Leuwen, weduwe van Dirk ten Brink, een huis in de Lieve Vrouwestraat, aan de zuidzijde begrensd door het huis dat op de 14e december 1708 door Arent van Veenhuijsen, plaatsvervangend-schout, en Gerard Beeftingh gekocht is, aan de noordzijde de uitgang van het huis aan de Breestraat van Assuerus van Dijk, brouwer. Met zegels van de oorkonders

576 De Staten van Utrecht belenen Bartholomeus vande Velde, namens het gasthuis, na het overlijden van Jakob Jordaan van Westreenen, met de helft van een hoeve, de andere helft van de Zielhorst, bestaande uit 1 de helft van de Eng 2 de Nieuwe Kamp 3 het Buijtenveld 4 het benedenste gedeelte van het Groote Verthorst 5 de helft van zekere veenslagen en leemkuilen;
met de bepaling dat de erfgenamen van Aart Willemsen en Maria Koenders te allen tijde het goed mogen lossen of afkopen tegen de som van 3600 Karolusguldens, waarvoor hulde, eed en manschap is gedaan. Met het zegel van de abdij

577 De raden en rekenmeesters van wijlen Willem III, als leenheer van IJsselstein, belenen Bartholomeus van den Velde, namens het gasthuis, na het overlijden van Jacob Jordaen van Westrenen, met de halve hoeve Daetselaer en Bollenhofstadt met de tiende en verder de tiende van de Grove [!] , waarvoor hulde, manschap en eed is gedaan ten overstaan van de leenmannen Nicolaes Duck en Ernst Goris Amersfoorder. Zegel van de leenhof verloren

578 Raden en rekenmeesters van Willem III, heer van IJsselstein, executeurs-testamentair, belenen Bartholomeus vanden Velde, namens het gasthuis na het overlijden van Jacob Jordaen Westrenen, met de tienden van het gehele goed Middelaer, waarvoor hulde, eed en manschap is gedaan ten overstaan van Nicolaes Duck en Ernst Goris Amersfoorder, leenmannen. Met leenzegel

579 Johannes Jansonius, schout, Willem Dercksen Timmer en Jacob Hendricksen, schepenen, van Renswoude en Emmikhuizen, oorkonden dat Frederik Adriaen baron van Reede, vrijheer van Renswoude en Emmikhuizen, overdraagt aan de regenten van het gasthuis een hoekje weiland ten noorden van de doorgegraven beek en waaromheen nog de oude beek loopt, onder het erve Dickerijst, en verklaart de koopsom van 60 gulden ontvangen te hebben Met zegel van de schout en handtekeningen van schout, schepenen en secretaris van het gerecht

580 Hendrick Cornelis Croesse, schout, Jan Jacobsen, buurmeester van Snorrenhoef, en Hendrick Cornelissen, buurmeester van Donkelaar, oorkonden dat François van Veldhuijsen, gemachtigd door de Staten van Utrecht, heeft overgedragen aan het gasthuis een tiendblok in het gerecht Snorrenhoef gelegen, de grove en smalle Herdervelder tiend, groot 135 morgen en 376 roeden, tegen een jaarlijkse afkoopsom van 30 gulden, aangegeven op de kaart die daarvan gemaakt is, voor de som van 5250 gulden. Met zegel van de schout

581 Johan van Birckhoven, schout, Hendrick Hendriksen en Frans Bartsen Haan, schepenen van Stoutenburg, oorkonden dat François van Veldhuijsen, gemachtigd door de Staten van Utrecht, heeft overgedragen aan het gasthuis een tiendblok genaamd de Cortenijper tiend, groot 55 morgen en 376 roeden tegen een jaarlijkse afkoopsom van 17 gulden, aangegeven op de kaart die daarvan is gemaakt, tegen de som van 2530 gulden. Zegel van de schout verloren

582 De Staten van Utrecht belenen Dirk Logen, na het overlijden van Bartholomeus vande Velde, namens het gasthuis, met de helft van een hoeve land, de andere helft van Zielhorst, leengoed van de Sint Paulusabdij, bestaande uit:
1 de helft van de Eng, aan de oostzijde begrensd door de Rollekoter Eng en Jacob van Bijlers erfgenamen, aan de zuidzijde de weg, aan de noordzijde de erfgenamen van Aart Willems en Maria Koenders;
2 de Nieuwe Kamp, aan de oostzijde begrensd door de erfgenamen van Aart, aan de noordzijde die van Aarnt van Dolre, aan de zuidzijde die van Aart;
3 het Buijtenveld, aan de oostzijde begrensd door de erfgenamen van Aarnt van Dolre, aan de westzijde die van Willem van Lienlaer, aan de noordzijde de abdij zelf, aan de zuidzijde die van Aart Willems;
4 het benedenste einde van het Groote Verthorst, aan de oost-,west- en zuidzijde begrensd door de erfgenamen van Willem van Lienlaer, aan de noordzijde die van Jan Gerritse;
5 de helft van zekere veenslagen en leemkuilen onverdeeld, aan de zuidzijde begrensd door erfgenamen van Aart Willems, aan de noordzijde de Zielhorst;
met de bepaling dat de erfgenamen van Aart Willemse en Maria Koenders dit goed te allen tijden zullen mogen vrijmaken en aflossen, ten overstaan van de leenmannen Pieter Monck, Gijsbert Voet en Paul Engelbert Voet van Winssen. Met zegel van de abdij

583 De voogden over de nagelaten weeskinderen van Johan Willem Friso, als leenheer van IJsselstein, belenen Anthonis van Goudoever, gemachtigde voor Diderik Cornelis Wijborg, namens het gasthuis, na het overlijden van Bartholomeus van den Velde, met de halve hoeve Daatselaar en Bollenhofstad met de tiende en verder de tiende van de Grove [!] , waarvoor hij hulde, manschap en eed heeft gedaan ten overstaan van de leenmannen Willem Nagge en Goris van der Weijde. Met zegel van de leenhof

584 De voogden over de nagelaten kinderen van Johan Willem Friso belenen Anthonij van Goudoever, gemachtigde van Diederik Cornelis Wijborg, namens het gasthuis, na het overlijden van Bartholomeus van de Velde, met de tienden van het gehele goed Middelaar, waarvoor hulde, eed en manschap is gedaan ten overstaan van Willem Nagge en Goris van der Weijde, leenmannen. Fragment van het leenzegel

585 Georg Christiaen Qualenbrinck, schout, Jan Poort en Volcquen van Gemen, schepenen van Bunschoten, oorkonden dat Gerrit van Wisseling, gemachtigde van Jan Joosten Bronkhorst en Gerrit Ridder, man van Annetje Joosten Bronkhorst, kinderen en erfgenamen van Joost Janssen Bronkhorst, hebben overgedragen aan de regenten van het Sint Pietersgasthuis, 5 dammaten wei- en hooiland in de Noorder Polder, aan de Eemse Dijk, aan de zuidzijde de Broers Wetering, aan de andere zijde ten noorden begrensd door de kinderen van Hendrik Janssen Cnaep, aan de achterzijde en ten oosten de erfgenamen van Wouter Coenen, op de Dijkskaart nr 66, genaamd Bronkhorst. Eerste zegel gaaf, tweede beschadigd, fragment van het derde

586 Daniel de Milan Visconti, heer van Nijvelt, beleent Jan Thiens, namens het gasthuis, na het overlijden van Johan Frederik Teeckman, met de tiende van Groot Daatselaar en met de twee delen van de Hogenbrouke, waarvoor hulde, eed en manschap is gedaan ten overstaan van de leenmannen Ludolph Adriaan de With en Dirck Daal. Zegel van de leenhof verloren

587 Henrick Maurits van Weede, heer van Luttekeweede, beleent Jan Thiens, namens het gasthuis, na het overlijden van Johan Frederik Teekman, met de tienden van Fijengeer en van de Wetering, waarvoor hulde, eed en manschap is gedaan ten overstaan van Everard van Weede, heer van Dijkveld, en Philips de Groulard, leenmannen. Zegel verloren

588 Henrick Maurits van Weede, heer van Luttekeweede, beleent Jan Thiens, namens het gasthuis na het overlijden van Johan Frederick Teckman, met de tienden van het erve en de goederen van Onstede, waarvoor hulde, eede en manschap is gedaan ten overstaan van Everard van Wede, heer van Dijkveld, en Philip de Groulard, leenmannen. Zegel verloren

589 Arend van Veenhuijsen, plaatsvervangend-schout, Dirk Loogen, oud-burgemeester, en Coenraed Temming, schepen, oorkonden dat Diderik Cornelis Wijborgh, raad in de vroedschap en cameraar, en Gerbrand Johan Wijborgh, ontvanger van het huisgeld, voor de ene helft, en Johan Teschemaker, raad in de vroedschap en schepen, gehuwd met Gouda van Geijn, enige nagelaten dochter van Aleijda van der Meulen, weduwe van Rutger van Geijn, voor de andere helft, erfgenamen van Dirk van Ommeren, oud schepen en raad, hebben overgedragen aan het Bloklandsgasthuis een kapitaal van 1600 gulden, resterende kooppenningen van een huis staande aan de Langestraat, aan de ene zijde begrensd door Thonis Bartsen, warmoezier, aan de andere zijde Anthonij Voskuijlen en Weijntje Abrahams zijn vrouw;
door Dirk van Ommeren in 1700 aan Anthonij Voskuijlen en zijn vrouw verkocht, tegen een jaarlijks rente van 64 gulden of 4%, op de 1e mei 1723 overgedaan aan het gasthuis, waarbij de regenten zich verplichten bij aflossing het huis over te dragen aan Weijntje, de weduwe van Anthonij van Voskuijlen en waarbij de erfgenamen afstand doen van het verschuldigde kapitaal. Met zegels van de oorkonders, het tweede en derde beschadigd

590 Jacob Hoffman, schout, Geurt Janssen en Peter Hendriksen, schepenen van Emiclaer, oorkonden dat Anthonij Methorst, gemachtigde van Bartholomeus Fennis namens zijn oom Rut Jansen, voor de ene helft en van Gijsbert Woutersen, Willem Woutersen, Hendrik Janssen, gehuwd met Stijntje Wouters, Wolbert Arissen en Gerrit Willemsen Hoff, voor de andere helft, heeft overgedragen aan Johan van Birkhoven en Anthonij van Goudoever, regenten van het gasthuis, een klein akkertje, heetveld en bos, groot ongeveer een halve morgen, aan de west- en noord zijde begrensd door Olivier van Hackfort, aan de oost- en zuidzijde het gasthuis. Met fragment van het zegel van de schout

591 Gerard van Voorst, schout, Cornelis van Coeverden en Jacob Craanen, schepenen, oorkonden dat Johannes van Arler en Anna Schutte, zijn vrouw, hebben verklaard schuldig te zijn aan de regenten van het Bloklandsgasthuis een som van 425 gulden tegen een rente van 4%, indien binnen drie maanden na verschijnen betaald, met als onderpand hun huis, erve en grond in de Muurhuizen op de hoek van Nieuwstraat, aan de ene zijde begrensd door Willem Priem, aan de andere zijde in de Nieuwstraat Lubbert Claassen en Willem Proever. Zegels van de oorkonders gaaf

592 Patricius Hendrik Landsaij, schout, Hendrik Janssen en Jan Claassen van Velsen, schepenen van de Duist, de Haar en Zevenhuizen, oorkonden dat Anthonij Methorst, gemachtigde van Maria van Oudewater, weduwe van Jan Jacobsen Beekman, Jacob Jansen Beekman en zijn vrouw Johanna van Raalt, Albertus Gruson en zijn vrouw Sophia Beekman en Neeltje Beekman, kinderen van Maria en Jan, heeft overgedragen aan de regenten van het gasthuis 5 dammaten land in de polder de Duist, aan de oostzijde begrensd door Jan Mets, aan de westzijde dezelfde, aan de zuidzijde Aart Aartsen van Romen, aan de noordzijde de heer Zas. Met zegel van de schout, afgesleten en beschadigd

593 Catharina Hendrietta van Weede, vrouwe van Luttekeweede, beleent Dirk Loogen, namens het gasthuis, na het overlijden van Jan Thiens, met de tienden van Fijengeer en van de Wetering, waarvoor hulde, eed en manschap is gedaan ten overstaan van Pool van Es en Willem Gijsbertsen Bogaard, leenmannen van de ridderhofstad Ruwiel. Fragment van het zegel

594 Catharina Hendrietta van Weede, douarière van Hendrik Mourits van Weede, beleent Dirk Loogen, namens het gasthuis, na het overlijden van Jan Thiens, met tienden van het erve en de goederen van Onstede, waarvoor hulde, eed en manschap is gedaan ten overstaan van Pool van Es en Willem Gijsbertsen Bogaard, leenmannen van Ruwiel. Zegel afgesleten en beschadigd

595 Daniel de Milan Visconti, heer van Nijvelt, beleent Diderick Cornelis van Weijborg, namens het gasthuis, na het overlijden van Jan Thiens, met de tienden van Groot Daatselaar en met de twee delen van de Hoogenbroucke, grof en smal, ten overstaan van George Christiaan Qualenbrinck en Dirck Paal, leenmannen. Met zegel van het huis Nijvelt, afgesleten.

596 Johan van Goudoever, plaatsvervangend-schout, Jacob Craanen en Hendrik Camp, schepenen, oorkonden dat Johan Montauban en Rogier Camerbeecq, executeurs van het testament van Jordanus van Houten, hebben overgedragen aan het Bloklandsgasthuis een halve vierdel tabaksland met tabaksschuur aan de Lageweg, strekkende tot aan de Voordsewetering, aan de oostzijde begrensd door Alouisius Muijlwijk, aan de westzijde het land van de vrouwenconventen. Met zegels van de oorkonders, het tweede beschadigd

597 Gerard van Voorst, schout, Jacob Craanen en Alard Pannekoek, schepenen, oorkonden dat Abraham van Bemmel, notaris en gemachtigde van Geertruijd Beks, weduwe van Wouterus van Ommen, Johannes van Ommen en Sophia van Roosendaal, zijn vrouw, en Willem van Eldert en Antje van Ommen, zijn vrouw, overdraagt aan Peter Boonekamp en Sara van Diest zijn vrouw een huis, erve en grond aan de Langegracht, aan de oostzijde begrensd door Jan Petersen Schoe, aan de westzijde door de ontvanger Jan Methorst of zijn moeder, de weduwe van Gijsbertus Methorst. Tweede en derde zegel gaaf, het eerste verloren

598 Johan Servaas de Milan Visconti, heer van Nijvelt, beleent Simon Petrus Trouillart, namens het gasthuis, na het overlijden van Diederick Cornelis Wijborgh, met de tiende van Groot Daatselaar en met de twee delen van de Hogenbrouke, waarvoor hulde, eed en manschap is gedaan ten overstaan van de leenmannen Hendrick Coenraat van Oosterhout en Hendrick Weggelhorst. Fragment van het zegel

599 Marie Louise, weduwe van Johan Willem Friso, beleent namens Willem IV, als leenheer van IJsselstein, Simon Petrus Trouillart, na het overlijden van Diderik Cornelis Wijburg, namens het gasthuis, met de halve hoeve Daatselaar en Bollenhofstad met de tiende en verder de tiende van de Grove [!] , waarvoor hulde, manschap en eed is gedaan ten overstaan van de leenmannen Rijnhard van der Meulen en Willem Graves. Met zegel van de leenhof, beschadigd en afgesleten

600 Maria Louisa, prinses-douarière van Oranje-Nassau, bij afwezigheid van de stadhouder Willem IV, beleent Simon Petrus Trouillart, namens het gasthuis, na het overlijden van Diderik Cornelis Wijborg, met de tienden van het gehele goed Middelaar, waarvoor hulde, eed en manschap is gedaan ten overstaan van Rijnhard van der Meulen en Willem Graves, leenmannen. Met fragment van het leenzegel

Records 601 t/m 613

Bijlagen

laatste wijziging 11-11-2022

2.267 beschreven archiefstukken

23 gedigitaliseerd

totaal 6.276 bestanden

Delen

Stel een vraag of plaats een opmerking op de tijdlijn

Duurzaam webadres

Mijn Studiezaal

Reageren