Logo - Archief Eemland

Stel een vraag of plaats een opmerking op de tijdlijn

Duurzaam webadres

Mijn Studiezaal

Reageren

Beschrijving van het archief

Archiefvorming

Inhoud en structuur van het archief

Aanwijzingen voor de gebruiker

Verwant materiaal

Bijlagen

laatste wijziging 11-11-2022

2.267 beschreven archiefstukken

23 gedigitaliseerd

totaal 6.276 bestanden

Delen

Stel een vraag of plaats een opmerking op de tijdlijn

Duurzaam webadres

Mijn Studiezaal

Reageren

Beschrijving van de series en archiefbestanddelen

Sint Pietersgasthuis

Lazarushuis

Bloklandsgasthuis

Gecombineerd Sint Pieters- en Bloklandsgasthuis

Stukken waarvan de plaats in het archief onduidelijk is

Documentatie

Concordans

Regesten

201 Gerijt van Culenborch Geryts soen oorkondt dat hij Volken Goeyert Bots soen beleent met een hoeve land in het gerecht Woudenberg op Voskuilen, die 'des proests hoeve van sinte Peter tUtrecht' placht te heten, aan de bovenzijde begrensd door het land van Gysbert van Sniddelairs erfgenamen, Jacob van Colvescoten, Arnt van Scaffelair en Heinric van Glinthorst, beneden door Volken, Evert Goede Jans soens weduwe en de Woutsloot waar de grens loopt van Leusderbroek, met de volgende bepalingen:
wanneer de leenheer niet in het Sticht Utrecht vertoeft moet Volken of zijn leenvolger om het leen verzoeken bij de brug van Renswoude;
Alit Bots, Volkens moeder, behoudt haar lijftocht;
ten overstaan van de leenmannen Wouter vander Maet en Peter Willam soen. Met zegel van de leenheer, rechts enigszins beschadigd

Records 1 t/m 100

Records 101 t/m 200

202 Steven van Veen, schout, Evert van Vlowyck, Peter Aeltsoen en Andries Evertsoen, schepenen, oorkonden dat Goirt Ban en Hildegont Henrick Costersoens weduwe, met haar voogd Huge Bul, hebben overgedragen aan Wouter Bertoutsoen, gasthuismeester, en Anthonis Jansoen, ouderman van het bouwliedengilde, een hofstede buiten de Rodetoren, aan de ene zijde begrensd door Henrick Snoeck, aan de andere zijde door Aernt van Uutwyck. In tweevoud. Van het eerste exemplaar het tweede zegel verloren, het vierde omgekeerd opgehangen, van het tweede alle zegels aanwezig.

203 Elyaes van Wede, knape, beleent Claes Hamertvelt met de tiende van de goederen te Onstede, nadat Pouwels vanden Sande er afstand van heeft gedaan en Agniese, zijn vrouw, van haar lijftocht, ten overstaan van de leenmannen Johan van Wede en Peter Geriitss. Met zegel van de leenheer

204 Steven van Veen, schout, Jacop Hoeft Lumanz, Willam Aerntz en Henrick Pyll, schepenen, oorkonden dat Willam Geerloffz en Weyndelmoet, zijn vrouw, Aernt Zegerz en Zweer, zijn vrouw, hebben overgedragen aan Luman Reyerz en Agnies, zijn vrouw, de helft van de molenwerf met de helft van het land dat Steven Aerntz van de stad gekocht heeft buiten de Utrechtse poort, aan de ene zijde begrensd door Lamff Mouwerisz, aan de andere zijde de erfgenamen van Reyer Lambertz. Eerste twee zegels gaaf, fragment van het vierde, het derde verloren

205 Steven van Veen, schout, Willam Aerts, Heynric Pijll en Jan de Wyse, schepenen, oorkonden dat Aernt Louwe en Rusel, zijn vrouw, hebben vermaakt een halve vierdel land op de meent, gemeenschappelijk met Peter Aelts, aan de ene zijde begrensd door Peter, aan de andere zijde de Onze Lieve Vrouwekerk, waarvan de kerkmeesters van de Sint Joriskerk de pacht besteden zullen om aan de armen uit te delen een schoonbrood op Sint Gregoriusdag (12 maart), waarvoor de kerkmeesters elk een kwart wijn ontvangen; bij nalatigheid vervalt de pacht en de uitdeling dat jaar aan het nieuwe gasthuis bij het Spui. In vidimus d.d. 18 februari 1471

206 Henrick Pyll, schout, Elys van Wede, Claes Jacopz en Gout Ban, schepenen, oorkonden dat Geertruut van Blomenweerde, met Roeloff Bull haar voogd, heeft overgedragen aan het nieuwe gasthuis 2 Arnoldus Arnhemse guldens jaarlijkse rente in Sesse hoven buiten de Sint Andriespoort, aan de ene zijde begrensd door Lubbert van Steenbeeck, aan de andere zijde door de Dwershoven met de bepaling dat men ieder jaar met Sint Maarten in de winter zal uitdelen driekwart wijn aan de zieken in het gasthuis. Zegels min of meer gaaf

207 Peter Dier, schout van Neerzeldert vanwege de abt van Sint Paulus te Utrecht, Henrick Janz, Claes Jacopz, Berthelmeeus Jacopz van Lyenlair, Goirt Vlug Jacopz, Johan vander Borch, Johan Bot en Peter Reyerz, landgenoten en buren, oorkonden dat Henrick Geritz en Johan van Wede hebben overgedragen aan Egbert Goessenz, namens het nieuwe gasthuis bij het Spui, het derde deel van een opstrekkend stuk land, gemeenschappelijk met Evert van Loedesteyn en Goirt Vlug, aan de ene zijde begrensd door Goirt van Lyenlair, aan de andere zijde Claes Hamersfelt en Gysbert Jacopz. Bezegeld door de oorkonders op de laatste na. Het zevende zegel verloren, fragmenten van het derde en zesde

208 Lambert Henricks, schout, Jacob van Biler, Henrick Jans en Aernt van der Horst, schepenen, oorkonden dat Gerit Meeuss, Andries Bot en Loych Lubberts, scheidslieden, een scheiding hebben gemaakt tussen Reyer Peters, Johan Pyl en Peter Pyl Peters ten aanzien van een kamp land in de Horseweide die zij gemeenschappelijk hadden;
waarbij bepaald wordt dat de 'vrede' (omheining) aan de kant van Molenbroek, waar Henrick Goerts naast geland is, zal blijven zoals die is;
deze zijde wordt aan Reyer Peters toegewezen met het einde aan de stadkant, de andere zijde aan de kant van ten Voerde, waar Claes Goerts c.s. naast gelegen zijn, wordt aan Jan Pyl en Peter Pyl toegewezen, met het andere einde. Met zegels van de oorkonders. Ook in vidimi d.d. 18 oktober 1480 en 10 april 1518

209 Ghijsbert Heynricx soen, schout, Willam van Hagenouwe, Jan Stoep, Dirck Alberts en Heynric Nagel, schepenen van Soest, oorkonden dat Jacop Lamberts en Ane, zijn vrouw, en hun zoon Lambert hebben overgedragen aan Goert Vluch Jacops en Jan Craen, namens het gasthuis, een zesde deel van een stuk erve, strekkende van de Turfweg tot aan de Eem, gelegen in de Birkt, aan de noordzijde begrensd door Heynric Doem, aan de zuidzijde Goert Borten soen, Ane nagelaten door haar zusters dochter, Mechtelt Jan Spykers wijfs dochter. Met zegels van de oorkonders, het tweede beschadigd, fragment van het vijfde

210 Lambert Henricks, schout, Peter Dier, Wouter van der Beeck en Henrick Pyl, schepenen, oorkonden dat Jacob Smit Meeuss en Fye, zijn vrouw, in erfpacht hebben gegeven aan Goert Goerts en Geertruuyt, zijn vrouw, een hof in de Horseweide, aan de ene zijde begrensd door Johan Kraen, aan de andere zijde Johan die Konynck, tegen 3,5 gouden Arnhemse gulden per jaar. Tweede en vierde zegel beschadigd, fragmenten van het eerste en derde

211 Gherijt Hilhorst, schout, Heynric Nagel Jacop soen, Willam Ghijsberts, Rutger Peters en Rutger Gherijt soen, schepenen van Soest, oorkonden dat Heynric Heynricxs van Doem heeft overgedragen aan Jan Craen en Jacop Jans soen, namens het gasthuis, twee akkers land in de Birkt, opstrekkende van de Turfweg tot de Eem, waarbij Mechtelt van Westrenen haar aandeel in de hooimaat behoudt, aan de noordzijde begrensd door Goes Messemakers land met het kapittel van Sint Joris, aan de zuidzijde door Goe Staell. Met zegels van de oorkonders

212 Claes Claess en Janna, zijn vrouw, verklaren aan Reyer Peters in erfpacht genomen te hebben een hof in de Horseweide, aan de ene zijde begrensd door Reyer Peters zelf, aan de andere zijde Jan Pyll. In vidimus d.d. 9 maart 1501

213 Herman van Aelrehorst en Gerbrich, zijn vrouw, verklaren aan Reyer Peters in erfpacht genomen te hebben een hof in de Horseweide, aan beide zijden begrensd door Reyer zelf. In vidimus d.d. maart 1501

214 Henrick Ludemans verklaart aan Reyer Peters in erfpacht genomen te hebben een hof in de Horseweide in Reyers camp die Geryt van Crachwyck in huur heeft. In vidimus d.d. 9 maart 1501

215 Lambert Henricksoen, schout, Anthonis Pauwe, Jan van Vloyck en Jan van Heze, schepenen, oorkonden dat Lambert Ghysbertsoen en Alyt, zijn vrouw, in erfpacht hebben gegeven aan broeder Gosen een einde van een hofstede bij de Hellebrugge, strekkende van het huis van Lambert tot aan de gracht, waarbij hij het recht van overpad verkrijgt over Lamberts grond. Transfix met 14 oktober 1473. Derde zegel verloren, rest min of meer beschadigd aanwezig

216 Gherijt van Hilhorst, schout, Jan Willam[s], Gerbert Peters, Rutger Peter soen en Rutger Gerijts, schepenen van Soest oorkonden dat Weyndelmoet, vrouw van Heynric Doem, met Ghijsbert van Gelkenhorst haar zwager en voogd, instemt met de overdracht door haar man aan het gasthuis van twee akkers land in de Overbirkt, strekkende van de Turfweg tot aan de Eem, waarbij Mechtelt van Westrenen haar aandeel in de hooimaat behoudt, aan de noordzijde begrensd door Messemakers land met het kapittel van Sint Joris, aan de zuidzijde Goe Stael. Met zegels van de oorkonders

217 Wychairt Scaep oorkondt dat hij heeft gekocht van Elyas van Weede de Achttiende Haar, waarvan hij de helft met Elyas gemeenschappelijk bezit, zodat hij nu alle akten hiervan heeft zoals hij die van Peter Hamertvelt, zijn schoonvader, diens zoon Peter en Elyas verkregen heeft. Met zegel van Wychairt

218 Wouter Bertoutsz en Jacob Janss vander Eem, gasthuismeesters, gemachtigd door het stadsbestuur, oorkonden dat Geryt Lewen zijn leven lang, tegen betaling van pacht, veen zal mogen graven uit het land dat hij heeft overgedragen aan het gasthuis. Met zegels van de oorkonders

219 Herman Aelberts zoen, Keyser Roeterts soen, Jan Peters soen, Ghijsbert Heyne Byen soen, Syman Rycouts soen, Volken Goeden soen en Jacob Tollincs soen oorkonden dat Gherijt Leeu, te ere gods en voor zijn eigen zielenheil, geschonken heeft aan Jacob Jans soen en Wouter Bertouts soen, namens het gasthuis, al het land dat hij heeft te Velde en te Vene, gelegen in Gherijt Lewen land, strekkende van de Wijde Dwarssloot in de kromte van het land achter de oude kerk oostwaarts tot aan de Veenstraterweg, en verder van deze weg tot aan de Laak, aan de zuidzijde begrensd door het land dat van Goede Goedens soen was, aan de noordzijde het land dat van Goede Umkensz was. De gasthuismeesters beloven de voorwaarden te zullen nakomen die in de 'eigenschapsbrief' staan vermeld. Bezegeld door de tweede en derde oorkonder. Het zegel van de tweede oorkonder verloren

220 Mense Reyners soen, schout, Gherijt Hovelinc, Ghijsbert Ghijsberts soen, Henric Crabbe, Goede Lamberts soen, Aelbert Volkens soen en Jan Roede Jans soen, schepenen van Bunschoten, oorkonden dat Gherijt Leeu heeft overgedragen aan Jacob Jans soen en Wouter Bertouts soen, namens het nieuwe gasthuis aan de Singel bij het Spui, al het land dat hij heeft in Gherijt Lewen lant te Velde en te Vene van de Wijde Dwarssloot die gegraven is van de bocht achter de oude kerk opstrekkend in oostelijke richting tot aan de Veenstraterweg en verder vanaf deze weg tot aan de Laak, aan de zuidzijde begrensd door het land dat van Goede Goedens soen was, aan de noordzijde door het land dat van Goede Vinkens soen was;
Jacob en Wouter verklaren namens de gasthuismeesters ieder jaar aan het gasthuis te Bunschoten te schenken 2 goede gouden Keurvorster Rijnse guldens aan droge turf ten behoeve van de armen in het gasthuis;
wanneer er geen armen in zijn gehuisvest dan zullen de 2 guldens gaan naar de kerk in Bunschoten voor wijn en brood voor de mis;
de gasthuismeesters beloven ieder jaar te geven:
met Pasen aan de zieken en de moeder en de maagden gezamenlijk twee vette lammeren van 1 Rijnse gulden en ieder afzonderlijk een pint Rijnwijn en een corspet waarvan men er twaalf kopen kan voor een Bourgondische stuiver en de moeder en de maagden een paar schalotsen en een paar schoenen van schapenleer;
met Pinksterdag, O.L. Vrouwen Hemelvaart en met Kerstmis iedereen een pint Rijnwijn, een corspet en een kwart gebraden hoen, elk hoen ter waarde van een stuiver voors;
de moeder en de maagden gezamenlijk met Vastenavond twee kwarten wijn en twee stuivers aan eieren en twee stuivers aan boter en meel;
mochten de gasthuismeesters hierin verzuimen, zonder dat er oorlog is, dan vervallen alle opbrengsten van de genoemde landen aan de kerkmeesters van Bunschoten die het voor het gasthuis of de kerk besteden zullen. Met zegels van de oorkonders

221 Mense Reyners soen, schout, Gherijt Hovelinc, Ghijsbert Ghijsbertsz, Henric Crabbe, Goede Lambertsz, Aelbert Volkensz en Jan Roede Jansz, schepenen van Bunschoten, oorkonden dat Jacob Jansz en Wouter Bertoutsz, gemachtigd door het stadsbestuur en de broeders van het gasthuis, voor het gerecht verklaren dat de gasthuismeesters ieder jaar zullen geven aan het gasthuis te Bunschoten 2 goede gouden Overlandse Keurvorster Rijnse guldens aan droge turf voor de armen;
mocht er geen gasthuis meer zijn dan moeten de 2 gulden gebruikt worden om wijn en brood te kopen en in de kerk te Bunschoten de mis te lezen;
de gasthuismeesters zullen ieder jaar geven:
met Pasen, voor de zieken, de moeder en de maagden en de melaatsen buiten de poort twee vette lammeren ter waarde van 1 Rijnse gulden, een pint goede Rijnwijn en een corspet (kerspette) waarvan men er twaalf kopen kan voor een Bourgondische witte stuiver, de moeder en de maagden ieder een paar schalootsen en schapenleren schoenen;
met Pinksteren, Maria Hemelvaart en met Kerstmis een pint goede Rijnwijn en een corspet en een kwart gebraden hoen van een witte stuiver;
de moeder en de maagden met vastenavond twee kwarten wijn en voor twee stuivers eieren en voor twee stuivers boter en meel;
bij verzuim, behalve in tijd van oorlog, zullen de kerkmeesters van Bunschoten de renten en pachten van de voornoemde landen mogen innen ten behoeve van de kerk of het gasthuis te Bunschoten. Met zegels van de oorkonders

222 Jan Bor, schout van Leusden en Stoutenburg, oorkondt dat Jan Costersz, priester,en Jacob Jans soen, gasthuismeester, een overeenkomst gesloten hebben inzake de pachten van de goederen Grote en Kleine Ryesch en de kamp land den Eeckt, in gebruik bij Symon Willamsz, ten overstaan van hem en landgenoten en buren Wouter vander Beeck, Geryt Gysbertsz, Evert Reyniersz en Willam Mey. Met zegels van de schout en Wouter vander Beeck

223 Lambert Henricks, schout, Peter Berthouts, Rutger Schaep en Jan van Heze, schepenen, oorkonden dat Wouter Pot heeft vermaakt aan het gasthuis, het Lazarushuis en de Poth elk een halve Beyersgulden jaarlijkse erfrente, gevestigd op huis en hofstede buiten de Rodetoren, aan de ene zijde begrensd door Wouter Pot, aan de andere zijde Kemen Claes. Het tweede zegel gaaf, het eerste en derde beschadigd, het vierde verloren

224 Anthonys Pauwe, plaatsvervangend schout, Peter Bertouts, Jan van Vloyck en Jan Pyl, schepenen, oorkonden dat Jacob Jans van der Eem, gasthuismeester, met instemming van de raad en de gasthuisbroeders, verklaart schuldig te zijn aan Gerit Leeuwe een jaarlijkse lijfrente van 58 gulden. Met zegels van de oorkonders, het vierde beschadigd

225 Lambert Henricx soen, schout, Elys van Wede, Willam Lambertss, Henric van Wijngheler, Peter Aeltss, Jan Craen, Egbert Gosenss en Luman Reyners soen, schepenen, oorkonden dat Claes Gherijtss en Mergriet, zijn vrouw, Wouter Gherijtss en Willam Gherijts soen, hebben overgedragen aan Bertout Reijners soen en Marij, zijn vrouw, een hof in de Horseweide, in gebruik bij Lambert Heinricsz, aan de ene kant begrensd door Bertout Reynerss, aan de andere zijde Willam Ghijsbertss, aan het einde Aernt die Vleyschouwers erfgenamen, overeenkomstig de akte waardoor deze is gestoken. Achtste zegel verloren. Transfix van akte d.d.

226 Lambert Henricxs, schout, Willam Lambertss, Gheryt Bierdrancker en Jan Craen, schepenen, oorkonden dat Peter Aelts soen en Claes Meeus soen, namens de Armen de Poth, hebben overgedragen aan Wouter Bertouts soens, namens het gasthuis, 1 gouden Johannes Beyerse gulden jaarlijkse erfrente uit Jacobs Noten hofstede op de Kamp, aan de ene zijde begrensd door de straat, aan de andere zijde Jacob zelf. Derde zegel enigszins beschadigd, rest gaaf

227 Mense Reynerss, schout, Toenijs Willamss, Willam Mensen, Jan Naghel Jacopss en Toenijs Gherbertss, schepenen van de Duist en de Haer oorkonden dat Elys van Weede heeft overgedragen aan Wouter Berts soen en Jacop Jans soen, gasthuismeesters, het derde deel van de haar, de Achtende Hare genaamd, opstrekkende van de Haarse weg tot aan de Lodijk, aan de oostzijde begrensd door de erfgenamen van Peter Hamertfelt, aan de westzijde Goert Bolle. Met zegels van de oorkonders, van het tweede exemplaar is het vierde zegel beschadigd

228 Elyaes van Wede, knape, oorkondt dat hij Jan Hamertfelt, na het overlijden van zijn broer Claes, beleent met de tienden van het goed Onstede, ten overstaan van de leenmannen Jan van Wede en Jan van Vlowyck. Zegel van de oorkonder gaaf

229 Bronis van Bloclant, schout, Claes Jacobs, Peter Willams en Jan Pyl, schepenen, geven vidimus van akte d.d. 4 oktober 1458. Met zegels van de oorkonders, fragment van het eerste

230 Eelyaes van Wede, knape, oorkondt dat hij Evert Jan Hamertfelts soen na het overlijden van zijn vader beleent met de tienden van het goed Onstede, ten overstaan van de leenmannen Gysbert Jacobsz en Jan van Vlowyck. Zegel van de oorkonder gaaf

231 Bronis van Bloclant, schout, Ebbert Goesens, Jan Pyl en Ghysbert Jacob, schepenen, geven vidimus van akte d.d. 16 november 1463. Met zegels van de oorkonders

232 Elyas van Wede, knaap, oorkondt dat hij Geryt Jans soen van Hamertvelt beleent met de tienden van Fyengeer en van de Weteringe, ten overstaan van de leenmannen Evert van Voerde en Gijsbert Jacobs soen. Met zegel van de oorkonder

233 Willam de Weldige, schout, Geryt Dyer, Peter Bartsoen, Jan van Wede, Willam Aertsoen, Rutger Scaep, Herman van Westrenen en Willam van Lyeler, schepenen, oorkonden dat Evert van Lyeler en Aryaen, zijn vrouw, hebben overgedragen aan Ebbert Goesensoen, namens het gasthuis, een huis en hofstede, gemeenschappeijk met hun kinderen, bij het gasthuis, aan de ene zijde begrensd door Mechtelt van Westrenen, aan de andere zijde de gracht, met behoud van de rechten van de vicarie. Alle zegels aanwezig en gaaf.

234 Willam de Weldige, schout, Peter Bartsoen, Jan van Wede en Rutger Scaep, schepenen, oorkonden dat Jut Geryt Jans[dochter], met Willam van Ysselt haar voogd, heeft overgedragen aan Elbert Goesensoen, namens het gasthuis, een half huis en hofstede op de Koppel, aan de ene zijde begrensd door Huich Bertsoen, aan de andere zijde de straat. Eerste en vierde zegel gaaf, tweede beschadigd en fragment van het derde.

235 Willam de Weldige, schout, Jan van Wede, Ghysbert van Camp en Rutger Scaep, schepenen, oorkonden dat Geryt Aerts en Geryt van Crachwyck en Gouburch, zijn vrouw, hebben overgedragen aan Heynric Goesens, ten behoeve van de melaatsen, een hof op Bloemendal, aan de ene zijde begrensd door Willam van Lyeler, aan de andere zijde de broeders van Sint Jan, achter Peter Pyl. Zegels van de oorkonders beschadigd, het derde verloren

236 Gheryt Dyer, plaatsvervangend-schout, Peter Barts, Willam Aerts en Rutger Scaep, schepenen, oorkonden dat Aert Noet en Fye, zijn vrouw, hebben vermaakt aan het Lazarushuis op de Meent een hof op de Bloemendaalse Eng, aan de ene zijde begrensd door Heynric Vlog, aan de andere zijde de Eng, achter Geryt van Crachwyck, waarbij de langstlevende in het genot blijft van de lijftocht. Met zegels van de oorkonders, het derde verloren

237 Willam de Weldige, schout, Peter Barts, Jan van Wede en Rutger Scaep, schepenen, oorkonden dat Wychert Scaep en Jacob Jans, gasthuismeesters, met instemming van de raad en de gasthuisbroeders, aan de ene zijde en Bertout Reyers aan de andere zijde een scheiding hebben gemaakt van het veen dat zij gezamenlijk bezitten in het gerecht van Hees, waarbij Bertout is toegevallen het deel aan de kant van Soest, strekkende van de gracht tot aan het Hart, en het gasthuis het deel van het Hart af in de richting Utrecht. In tweevoud. Beide exemplaren met zegels van de oorkonders

238 Willam de Weldige, schout, Jan Camp, Jan Pijll en Aelbert Dyer, schepenen, oorkonden dat Luman Reyers en Agnyes, zijn vrouw, hebben overgedragen aan Jan Keyl en Lut zijn vrouw de helft van een molenwerf met een half stuk land buiten de Utrechtse poort, aan de ene zijde begrensd door Gheryt Reyers, aan de andere zijde Lamph Mourijss. Met zegels van de oorkonders meer of minder beschadigd

239 Willam de Weldige, schout, Wouter Bartoutsoen, Willam Lambersoen, Peter Willamsoen, Willam Eversoen, Jan Camp, Goert Vlug en Jan Pijl, schepenen, oorkonden dat Evert van Lyeler en Adriaen, zijn vrouw, Wolfer Willamsoen voor hemzelf en als voogd van Zeger en Mergryet, zijn broer en zuster, met vier magen van vader en moederszijde, Willam Berentsoen, Berent van Bitterscoten, Reyer van Dronkeler en Zeger Ghysbersoen, hebben overgedragen aan Jacob Jansoen namens het gasthuis een huis, hof en hofstede op het Spui achter het gasthuis, aan de ene zijde begrensd door Mechtelt van Westrenen, aan de andere de gracht. Alle zegels aanwezig en gaaf.

240 Henrick Jacobs soen, Jacob Jacobs soen, Melis de Buesscher en Arent Wolfgherss, magen en scheidslieden, oorkonden dat Arent de Buesscher en Jacob en Wolfgher, zijn zoons, een scheiding hebben gemaakt waarbij Arent hen nalaat het halve erf het Buesscher gelegen in het kerspel Ede als Jacob en Wolfgher meerderjarig zijn, op verzoek bezegeld door Ghysbert Goirtssoen en Zegher den Scriever. Met zegels

241 Willam de Weldige, schout, Jan van Vlowyck, Jan Pyel en Aelbert Dyer, schepenen, oorkonden dat broeder Goesen Goertsoen heeft overgedragen aan Wychert Scaep, namens het gasthuis, een huis en de erfpacht van de hofstede aan de Singel omschreven in de akte waardoor deze is gestoken, met de voorwaarde dat het gasthuis huis en hofstede nooit zal verkopen maar altijd gebruiken om een arme te huisvesten, met instemming van de gardiaan van de barvoetbroeders. Transfix van 10 januari 1467. Alle zegels min of meer beschadigd aanwezig

242 Lambert Heynrics, schout, Gherijt Reyers, Luman Reyers en Bertout Reyers, schepenen, oorkonden dat Alijt Dirc Poyten dochter, met Willam van Ysselt haar voogd, in erfpacht heeft gegeven aan Jacob Uten Haghe en Mergryet, zijn vrouw, een hofstede op Bloemendal, aan de ene zijde begrensd door de erfgenamen van Jacob Voer en Lijsbet van Lewen, aan de andere zijde Ghysbert Geerdanck, aan het ene einde Goert Bosch, aan het andere einde de erfgenamen van Goert Koenync, tegen 15 Johannes oude braspenningen, af te lossen de penning 20. Met zegels van de oorkonders, het vierde enigszins beschadigd

0099 Gecombineerd Sint Pieters- en Bloklandsgasthuis te Amersfoort, 1326-2010

Beschrijving van de series en archiefbestanddelen

Regesten

Delen

Stel een vraag of plaats een opmerking op de tijdlijn

Duurzaam webadres

Mijn Studiezaal

Reageren

243 Lambert Heynrics, schout, Peter Willems, Geryt Reyers en Aert Moy, schepenen, oorkonden dat Goert Stevens en Jacob, zijn vrouw, hebben overgedragen aan Willem van Horen:
een halve hof, gemeenschappelijk met Willem, in de Horseweide, aan de ene zijde begrensd door Egbert Goesens, aan de andere zijde Beertgen van Zijl;
een stuk land, gemeenschappelijk met Willem, in de Woesteygen op Snoecgesheuvel, aan de ene zijde begrensd door Peter Barts, aan de andere zijde onser Vrouwen kerc;
met de voorwaarde dat Goert en Jacob deze overdracht ongedaan kunnen maken door voor Maria Lichtmis (2 februari) 24,5 Rijnse gulden te betalen. Met zegels van de oorkonders, het derde beschadigd

242

Lambert Heynrics, schout, Gherijt Reyers, Luman Reyers en Bertout Reyers, schepenen, oorkonden dat Alijt Dirc Poyten dochter, met Willam van Ysselt haar voogd, in erfpacht heeft gegeven aan Jacob Uten Haghe en Mergryet, zijn vrouw, een hofstede op Bloemendal, aan de ene zijde begrensd door de erfgenamen van Jacob Voer en Lijsbet van Lewen, aan de andere zijde Ghysbert Geerdanck, aan het ene einde Goert Bosch, aan het andere einde de erfgenamen van Goert Koenync, tegen 15 Johannes oude braspenningen, af te lossen de penning 20. Met zegels van de oorkonders, het vierde enigszins beschadigd

1475 juni 7 des woensdages na sunte Bonifaes dach

Zie ook:

Toegang 0099, Inv.nr. 1046

laatste wijziging 08-03-2010

244 Lambert Heynrics, schout, Peter Barts, Peter Dyer, Goert Vlug, Volken Bot en Evert Reyers, schepenen, oorkonden dat Kateryn Roelof Wynes weduwe, met Willem van Ysselt haar voogd, heeft vermaakt aan Outgen Peter Ghysberts dochter 2,5 gouden gulden jaarlijkse rente gevestigd op een huis en hofstede in de Peperstraet, aan de ene zijde begrensd door Lambert Heynrics, aan de andere zijde Ghysbert Everts. Eerste twee zegels beschadigd, fragmenten van het derde en vierde en zesde, het vijfde verloren

245 Eelgis van Wede, knape, beleent Elizabeth Claes Hamertfelts weduwe met de tiende van de goederen te Onstede, nadat Evert Jan Hamertfelts soen er afstand van heeft gedaan, hem nagelaten door zijn vader Jan Hamersfelt en daarvóór aan de laatste nagelaten door zijn broer Claes Hamertfelt, waarvoor Ricout Smit hulde en eed heeft gedaan, ten overstaan van Jan van Vlowyc en Huge van Snuel, leenmannen. Met zegel van de leenheer

246 Melis vander Boirch, Reynder van Buetscheller, Reyner Reynden sone en Symon vanden Glind, magen en scheidslieden, oorkonden dat Arent de Buesscher en Jut, zijn vrouw, zijn broer Melis en Styn, zijn vrouw, en Ghysbert de Buesscher en Steven, zijn vrouw, een scheiding gemaakt hebben waarbij Melis, Stijn, Ghysbert en Steven afstand hebben gedaan van alle rechten op het erf De Hoeve waar Rickoult Goessens soin op woont, gelegen in het kerspel Ede. Met zegels van Melis vander Boirch en Seger den Scriever

247 Rommond vander Berct en Peter Caluwaert, schepenen van Mechelen oorkonden dat in aanwezigheid van de richter van de heer van Mechelen, de kinderen Janne en Cornelie Calay met hun voogden hebben overgedragen aan Peter de Scuttere die men heet de Maech het vijfde deel van een hof waar drie huizen op plachten te staan buiten de Blockpoort in de Wyttebrootstrate, aan de ene zijde begrensd door wijlen Jans Donckers erve, aan de andere zijde het erve van de weduwe en de kinderen van Pauwels vanden Woelputte, nadat hun moeder Cristine vander Ruveren, Peter van Ruverens dochter, weduwe van Anthonis Calay, afstand heeft gedaan van haar lijftocht. Met fragment van het eerste zegel, het tweede beschadigd

248 Jorijs vanden Dorpe en Jacop de Beckere, schepenen van Mechelen, oorkonden dat in aanwezigheid van de richter van de heer van Mechelen Cornelie Hoylaerts, weduwe van Peter de Donckere, met Aerde Mathijs haar man en voogd, en haar kinderen Peter, Kathalijn en Margriet, met hun voogden van vaders- en moederszijde, hebben overgedragen aan Peter de Scuttere diemen heet de Maech en Heylwigen zijn vrouw:
een huis, hof, gronden en toebehoren gelegen te Neckerspoele in de Gruenstrate, aan de ene zijde begrensd door het erve van Joes de Maeyere, aan de andere zijde het erve van Willem Lambrechts; een hof met grond en toebehoren in de Wyttebrootstrate in de Sint Jansparochie, tussen een klein straatje aan de ene zijde en het andere hof aan de andere zijde;
voor 3 gouden Peters erftijns per jaar te betalen aan Cornelie en haar kinderen en hun erfgenamen, af te lossen met 48 Peters. Eerste zegel beschadigd, fragment van het tweede

249 Jacop vander Horst, schout, Wouter vander Mathe, Peter Willamz en Luman Jacopz, schepenen, oorkonden dat heer Bertelmeeus Scheen, namens het fraterhuis van Sint Jan, heeft overgedragen aan Gerit Scaep, namens het gasthuis, een huis en hofstede aan de stadssingel, aan de ene zijde begrensd door het gasthuis, aan de andere zijde Lysbet Gerit Pouwelsz weduwe en de erfgenamen van Gerit Janssoen. Fragmenten van de eerste twee zegels, het derde gaaf en het vierde verloren.

250 Jacop vander Horst, schout, Wouter Bertouts, Peter Willams, Jan Pyl, Gerit Bot Henrics, Herman Loychs, Henric Vos en Herman Bot, schepenen, oorkonden dat Jacop Everts en Yde, zijn vrouw, hebben overgedragen aan Gerit Scaip, namens het gasthuis, een vierdel van de Cruys camp, gelegen bij Muelenbroick, aan de ene zijde begrensd door de broeders van Sint Jan, aan de andere zijde Evert Goedens, aan het ene einde de Eem, aan het andere de weg. Met zegels van de oorkonders, fragment van het eerste, de beide laatsten verloren

251 Ghysbert Henrix soen, schout, Claes Loechss, Gysbert Aerntss, Goy Stael en Albert Nagel, schepenen van Soest, oorkonden dat Aernt Goyssen en Lysbeth, zijn vrouw, hebben overgedragen aan Meus van Westrenen, ten behoeve van het gasthuis, een akker land zoals beschreven in de akte waardoor deze is gestoken. Met zegels van de oorkonders. Transfix van akte d.d. 8 oktober 1437

252 Jacob vander Horst, schout, Jan Pyll, Luman Jacopss en Henric Vos, schepenen, oorkonden dat Pauwels Corneliss en Mechtelt, zijn vrouw, verklaard hebben schuldig te zijn aan Byatruys Willam Pyls dochter 5 gouden postulaatguldens jaarlijkse rente gevestigd op al hun goederen, af te lossen de penning 14. Eerste twee zegels verloren, derde en vierde beschadigd. Met transfix d.d. 9 november 1498

253 Jacop vander Horst, schout, Wouter Bertoutz, Luman Jacopz en Herman Loichz, schepenen, geven vidimus van de akte van 25 oktober 1405. Tweede zegel gaaf, fragment van het eerste

254 Jacop vander Horst, schout, Wouter Bertouts, Wouter vander Mathe, Jan Pyll, Luman Jacops, Herman Loychs, Herman Bot en Evert Bot Goerts, schepenen, oorkonden dat Jan Pyll heeft overgedragen aan Elyas van Wede en Dierck, zijn vrouw, de helft van een kamp land, gemeenschappelijk met Peter Pyl, in de Horseweide, aan de ene zijde begrensd door Wouter Bertouts c.s., aan de andere zijde Reyer Peters. Het eerste, vijfde, zevende en achtste zegel ontbreken, fragment van het vierde. Transfix van akte d.d. 10 mei 1441

255 Jacop vander Horst, schout, Wouter Bertoutz, Luman Jacopz en Herman Loychz, schepenen, geven vidimus van de akte d.d. 13 april 1465. Eerste zegel gaaf, tweede beschadigde andere twee verloren

256 Steven van Zuylen van Nyevelt, ridder, oorkondt dat Aernt Aernt Segers z[oen]s z[oen] heeft vermaakt aan Eerlant Gijsbert Dircx z[oen]s vrouw, zijn zuster, 20 goede gouden Arnoldus Arnhemse guldens jaarlijkse erfrente uit de tiende van Grote Daexellair met de twee delen van de Hoghen Broeck die Aernt in leen heeft, op voorwaarde dat hij geen wettige erfgenamen nalaat, ten overstaan van de leenmannen Aelbert Dier Lumenz, Bertout Paen en Gherijt Jans soen. Met zegel van de oorkonder

257 Jacop vander Horst, schout, Rutger Scaip, Gysbert Kairman en Lamffhe Mouryss, schepenen, oorkonden dat Wychgert Scaip, gasthuismeester, verklaart in erfpacht gegeven te hebben aan Anthonis Jans en Lysbet, zijn vrouw, een hof in de Pothof, aan de ene zijde begrensd door Evert Jans, aan de andere zijde de weg. Het tweede zegel gaaf, het derde en vierde beschadigd, fragment van het eerste

258 Jacop vander Horst, schout, Gysbert Carman, Lamff Mouryss en Evert Bot, schepenen, oorkonden dat Anthonis Jans en Lysbet, zijn vrouw, verklaren in erpacht ontvangen te hebben van Wychgert Scaip, namens het gasthuis, een hof in de Pothof, aan de ene zijde begrensd door Evert Jans, aan de andere zijde de weg. Met zegels van de oorkonders meer of minder beschadigd

259 Jan Bor Gherytz, schout, Evert Wynenz, Evert Zomer, Gerit Albertz en Dyrrick Haess, landgenoten en buren van Leusden en Leusderbroek, oorkonden dat Steven Deoyen heeft verklaard schuldig te zijn aan Henrick Ghysbert Tymanz vrouw 8 lichte guldens uit alle goederen van Steven in Leusderbroek. Bezegeld door de eerste drie oorkonders, fragment van het derde zegel, de eerste twee verloren

260 Johan vander Veen, Henric Sanderss, Lanfert Goirtss en Arent Henrixss, magen en scheidslieden, verklaren dat Stijn en Melis, zijn vrouw, met Reiner, Arnt en Brant hun zoons en Fye hun dochter, met Frederic Janss haar man en voogd, en Griet hun dochter, met Henric vander Oesse haar man en voogd, en Alyt hun dochter, met Marygin en Geergin haar onmondige kinderen, een scheiding gemaakt hebben met Jacop Arnt de Buserss waarbij de laatste het erf en goed te Twiler krijgt tegen betaling van een som geld. Bezegeld door Johan vander Veen en Johan van Domseler

261 Jacop vander Horst, schout, Henric van Wyngelair, Bertout Reyers en Roelof van Herdevelt, schepenen, oorkonden dat Willam Aernts en Deliaen, zijn vrouw, hebben overgedragen aan Willam Bloemenweert, namens het gasthuis, 2 Rijnsguldens jaarlijkse rente gevestigd op huis en hofstede op het Havik, aan de ene zijde begrensd door de erfgenamen van Zeger Hirt, aan de andere zijde de erfgenamen van Claes Gryp. Tweede en vierde zegel gaaf, andere twee verloren

262 Henric Reyers, schout, Jan Pyll, Geryt Duwer en Peter Lubberts, schepenen, oorkonden dat Thomaes Gysberts en Griet, zijn vrouw, hebben verklaard schuldig te zijn aan het gasthuis 2,5 gulden jaarlijkse rente, de gulden 5 Karolusstuivers gerekend, uit een huis en hofstede in de Slijkstraat, aan de ene zijde begrensd door Henrick van Gessel, aan de andere zijde Henric Geryts. Met zegels van de oorkonders meer of minder beschadigd, fragment van het vierde

263 Henrick Reyers, schout, Claes Goirts, Aernt van Hell en Thomaes Pyll, schepenen, oorkonden dat Peter Pyl Peters heeft overgedragen aan het gasthuis een huis en hofstede op het Havik, aan de ene zijde begrensd door de erfgenamen van Zeger Hirt, aan de andere zijde de erfgenamen van Willam van Horen. Vierde zegel gaaf, de eerste twee beschadigd, het derde verloren

264 Willam van Culenborch, drossaard van de heerlijkheid en het huis Ter Lede, beleent, als voogd over de minderjarige kinderen van zijn broer Geryt van Culenborch, Margriet Goirt Bots dochter, vrouw van Johan Kraen, nadat Volquijn Bott Goirts haar broer hier afstand van heeft gedaan, met een hoeve land op Voskuilen te Woudenberg, 'des proests hoeve van sunte Peter' te Utrecht, aan de bovenzijde begrensd door Jacop van Colvescoten, Aernt van Scaffelair en Henric van Glinthorst, erfgenamen van Ghisbert van Sniddelair, aan de benedenzijde Johan Kraen en Margriet zijn vrouw, Volquins zuster, en de Woutsloot op de grens met Leusbroek, ten overstaan van de leenmannen Wouter vander Maet en Meeus van Westrenen. Met zegel van de oorkonder

265 Henrick Reyers, schout, Claes Goirts, Luman Reyers en Aernt Moy, schepenen, oorkonden dat Jacop van Rumeler en Geertruyt, zijn vrouw, verklaren dat zij in erfpacht ontvangen hebben van meester Claes de la Vennis ten behoeve van zijn vicarie, gesticht door Jacop Setel, huis en hofstede in de Zevenhuizen voor 3 Rijnsguldens per jaar, met de voorwaarde dat zij jaarlijks hieruit nog betalen zullen aan het nieuwe gasthuis op het Spui 1 Wilhelmus schilt en 3 botdragers en het huis binnen twee jaar zullen laten vertimmeren voor 16 Rijnsguldens door Geryt Meeusz en Willam van Byler. Met zegels van de oorkonders, het vierde beschadigd

266 Henrick Reyers, schout, Willam Aernts, Geryt Reyerz en Willam van Lyenler, schepenen, oorkonden dat Claes Goirts en Aelbert Dyer, gasthuismeesters, zijn overeengekomen met Geryt Lewe dat zij hem, in ruil voor de pachten en andere bedragen die hij nog van gasthuis tegoed heeft, in de kost zullen aannemen en hem bij ziekte zullen verzorgen, waarbij hij in zijn huis achter het gasthuis blijft wonen en zij de wacht- en graafdiensten die hij voor de stad moet doen zullen overnemen. Tweede zegel gaaf, eerste en derde beschadigd, vierde verloren

267 Henric Reyers, schout, Willam Aerts, Jan van Vloyck, Willam van Lyenler, Henric van Haeften, Gysbert Duwer, Geryt van Daveler en Goirt Janz, schepenen, oorkonden dat Claes Jacopz, oudste burgemeester, vanwege Egbert de Beer heeft overgedragen aan Henric van Bylair, ten behoeve van de melaatsen, een huis en hofstede achter de school, met behoud van de daarop gevestigde rente voor de armen. Eerste vijf zegels beschadigd, de laatste drie verloren.

268 Elyas van Wede, knaep, oorkondt dat hij Aelbert Dyer Lumanz, namens het gasthuis, beleent met de tienden van het goed Onstede, nadat Elysabet die Claes Hamertvelts wyf was, met haar voogd Henrick Schayck, hier afstand van heeft gedaan, ten overstaan van de leenmannen Jan van Vloyck en Peter Bierdrancker. Met zegel van de oorkonder

269 Henryc Reyers, schout, Aelbert Dyer, Willam van Lyenler en Goert Jans, schepenen, oorkonden dat Willam Corneliss en Alyt, zjn vrouw, hebben overgedragen aan Willam van Bloemenweert, namens het gasthuis, een half vierdel van de Cruys camp, aan de ene zijde begrensd door het gasthuis, aan de andere zijde de Poth. Zegels van de oorkonders beschadigd

270 Steven van Zuylen van Nyevelt, ridder, oorkondt dat Eerlant Ghysbert Dircxz vrouw, met Gysbert Dircxs haar man en voogd, heeft overgedragen 20 goede gouden Arnoldus Arnhemse guldens jaarijkse erfrente uit de tiende van Grote Daetzeler met de twee delen van Hogenbroick, haar nagelaten door haar broer Aernt Aernt Zegers soen, waarna Steven deze rente in leen geeft aan Aelbert Dyer Lumanz, namens het gasthuis, ten overstaan van de leenmannen Gheryt van Schawyck en Jan Toll soen. Zegel van de oorkonder beschadigd

271 Willam van Lyenler, schout van Zeldert Bovenweges en Coelhorst van mijns heren wegen van Utrecht, en Geryt Meeusz, Gysbert Jacopsz, Luman Wyersz, Aernt Moij, Jacob Botter, Albert de Wyse en Wouter van Leuwen, landgenoten en buren, oorkonden dat Evert vander Beke heeft overgedragen aan Jan Brant, ten behoeve van het weduwenaltaar in de Sint Joriskerk, en Gysbert van Camp, ten behoeve van het Lazarushuis, een jaarlijkse rente van 5 gouden Arnoldusguldens uit de tiende te Coelhorst die Geryt Zoes als erfpacht verschuldigd was aan de heer van Gaesbeek en die aan Evert geschonken is. In een vidimus van 5 juli 1535

272 Henrick de Lange en Jan vanden Rode, schepenen te Mechelen, oorkonden dat, in tegenwoordigheid van de richter van de heer van Mechelen, Willem Lambrechts heeft verklaard verkocht te hebben aan Peter de Maech de helft van een huis, hof en grond in Neckerspoele in de Gruenstrate in de Sint Jans parochie, waarvan Peter de andere helft al bezit, aan de ene zijde begrensd door het erve van Jan van Lysschot, aan de andere zijde het andere erve van Peter de Maech; Willem heeft het goed overgedragen aan de richter en afstand ervan gedaan. Fragment van het tweede zegel, het eerste verloren

273 Geryt Reyers, schout, Geryt Bot Heinrics, Jan van Vloyck, Willam van Lyenler, Geryt van Scayck en Goirt Janz, schepenen, oorkonden dat Willam van Byler, burgemeester, namens de erfgenamen van Jacop van Poelgeest heeft overgedragen aan Jan Craen, namens het gasthuis, alle goederen die Jacop heeft nagelaten. Het tweede zegel verloren de anderen meer of minder beschadigd

274 Anthonis van Voesdonck en Jan de Lange de Jonge, schepenen van Mechelen, oorkonden dat Philips de Scuttere diemen heet de Maech, zijn zusters Barble, Katheline en Anne, met Joest van Haesnyele, Jeronimus Fruytiers en Andries Meerte, hun respectievelijke mannen en voogden, afstand doen ten gunste van hun vader Peter van alle goederen die hen nagelaten zijn door hun moeder Aleyt vander Straten. Fragment van het eerste zegel, het tweede afgesleten

275 Henric Reyers, schout, Claes Goirts, Willam Jans en Geryt Henrics, schepenen, oorkonden dat Wouter van Hagenouwe en Fye, zijn vrouw, hebben overgedragen aan Albert Dyer Lumens het zesde deel van een hof in de Horseweide, aan de ene zijde begrensd door heer Peter Pyll, aan de andere zijde Jan Botter. Het tweede zegel verloren, de andere drie enigszins beschadigd

276 Henrick Reyers, schout, Jacob van Dolre, Willam van Byler en Geryt Henrics, schepenen, oorkonden dat Herman Loychs en Deliana, zijn vrouw, hebben overgedragen aan Aelbert Dyer Lumens de helft van een hof in de Horseweide, aan de ene zijde begrensd door Peter Pyll, aan de andere zijde door Jan Botter. Zegels van de oorkonders meer of minder beschadigd

277 Ghijsbert Aerts, schout, Heijnrick Aellens, Ghijsbert Heijnrics, Ghijsbert Rijcouts, Jan Rutgherss, Reijner Gherytss en Aert Hermanss, schepenen van Bunschoten, oorkonden dat Rutgher Scaep en Heijnric van Bijler, gasthuismeesters, hebben overgedragen aan Gherijt Leeu het gebruik van al het land dat Gherijt aan het gasthuis heeft overgedragen, met de bepaling dat het gasthuis alle lasten die op de grond rusten zal betalen, het morgengeld, het settelgeld, heren schattinge en alle verdere onraad en ongelden; bij het niet nakomen van deze verplichting vervalt het eigendom weer aan Gherijt en zijn erfgenamen. Met zegels van de oorkonders

278 Willam de Wyse, schout, Willam van Dam, Eelgis van Wede Janss, Wouter van Rijt, Gysbert Geryts, Jacop Rycouts en Henrick Geryts, landgenoten buren van Leusden en Stoutenburg, oorkonden dat Jacop van Dolre, Jacop Janss, Jan Brant en Aernt Goedenz een uitspraak hebben gedaan tussen het gasthuis en Dirck Lamberts, als voogd van zijn vrouw Geertruyt, inzake een jaarlijkse rente uit de tiende van Groot Daetselaer met de twee delen van de Hogen Broeck zoals Aelbert Dyer Lumens namens het gasthuis ontvangen heeft van Aerlant Gysbert Diercxz vrouw, waarbij bepaald wordt dat Dierck Lamberts, als voogd van zijn vrouw en haar erfgenamen, jaarlijks aan het gasthuis de rente zal betalen uit de voorgenoemde tiende. Met zegels van de eerste drie oorkonders

279 Henrick Reyers, schout, Jan Zaell, Jacob Botter en Gysbert Duwer, schepenen, oorkonden dat Herman Bot Wouters heeft overgedragen aan Albert Dyer Lumans het zesde deel van een hof in de Horseweide, aan de ene zijde begrensd door heer Peter Pyll, aan de andere zijde Jan Botter. Eerste zegel gaaf, tweede en vierde beschadigd, het vierde verloren

280 Henric Reyers, schout, Jan van Vloyck, Jacop Botter, Geryt van Scayck, Willam van Lyenler, Geryt van Daveler, Jacop Jans en Goirt Janz, schepenen, oorkonden dat Aelbert Dyer Lumens, oudste burgemeester, namens Henric Utenhage heeft overgedragen aan Willam van Bloemenweert, namens het gasthuis, drie stukken land buiten de stadsmuur bij de Oudenhage, ter aflossing van een aan het gasthuis verschuldige rente. Het eerste, derde, vierde en achtste zegel meer of minder beschadigd, fragment van het zesde, de overigen verloren

281 Elyas van Wede, knape, oorkondt dat hij Gheertruyt Gerrit Hamertvelts dochter beleent met de tienden van Ffiengheer en van de Wetering na het overlijden van Gerrit, waarvoor Aelbert Dier hulde en eed gedaan heeft, ten overstaan van Aelbert Dier Lumensz en Jan van Vloewyck, leenmannen. Met het zegel van de oorkonder

282 Henric Reyers, schout, Jan Zaell, Geryt van Scayck en Henric van Haeften, schepenen, oorkonden dat Geertruyt Wouter Andryess weduwe, met Henric van Scayck haar voogd, heeft vermaakt aan het gasthuis 1 Rijnsgulden jaarlijkse rente uit het huis en erpacht van de hofstede op de Kamp waar Jan Maess in woont en die aan Katryn van Korler heeft toebehoord, behorend tot een rentebrief van 2 gulden waarvan de andere helft aan de Grote Kerk vermaakt is. Tweede en derde zegel beschadigd, fragment van het eerste, het vierde verloren

283 David van Bourgondië, bisschop van Utrecht, oorkondt dat Elias van Wede aan het gasthuis de goederen schenkt in de oorkonden genoemd waarmee deze is getransfigeerd, op voorwaarde dat twee keer in de week een mis gelezen zal worden voor het zielenheil van zijn (voor)ouders (en hemzelf); als het gasthuis in gebreke blijft zal de opbrengst van de goederen toevallen aan de Sint Joriskerk; vervolgens hecht de bisschop zijn goedkeuring aan deze schenking. Met afhangend zegel van de bisschop, enigszins afgesleten. Transfix van akte d.d. 10 mei 1441

284 Jan van Wede, knaep, oorkondt dat hij Jan Craen, gasthuismeester, na het overlijden van Albert Dyer, beleent met de tienden van het goed Onstede, waarvoor Cornelis Wouter Bertouts soen hulde en eed doet ten overstaan van de leenmannen Eelgis van Wede, Steven van Wede en Willam van Bloemenweert. Zegel van de oorkonder beschadigd

285 Frederick van Egmond, heer van IJsselstein, Buren en Kraendonck, oorkondt dat hij Jan Kraen Janss, gasthuismeester, na het overlijden van Ewert Goessen Wouterssoens zone, beleent met een halve hoeve land waar Stoeye op gewoond heeft met de tiende ervan en de tiende met de Ghore waar Wouter van Daetselaer op gewoond heeft, ten overstaan van de leenmannen, Willam van Bloemenwairde, Jan van Nyenroden, Henrick die basterts zoen van Nyenroden en anderen. Met zegel van de oorkonder

286 Henric Reyers, schout, Jan Zaell, Henric van Haeften en Henric Duwer, schepenen, oorkonden dat joncfrouw Dierck Eelgis weduwe van Wede, met Henric van Schadyck haar voogd, heeft overgedragen aan het gasthuis een kamp land in de Horseweide, zoals Eelgis heeft nagelaten, aan de ene zijde begrensd door Claes Goirts, aan de andere zijde de erfgenamen van Reyer de Coster. Het vierde zegel gaaf, het tweede beschadigd, fragmenten van het eerste en derde

287 Willem van Nierkercke, abt van Sint Paulus te Utrecht, oorkondt dat hij Jan Craen, gasthuismeester, na het overlijden van Egbert Goessen Wouterss, beleent met de helft van anderhalve hoeve land op de Eng met bos en onverdeeld veen en drievierde deel verdeeld veen gelegen te Hees tussen de Vuurse en de Eerste Zandhaar, aan de oostzijde begrensd door Martyn Nanninxs, aan de westzijde Jan van Hemerden, ten overstaan van de leenmannen Luman Reyerss en Henrick van Scadijck. Het zegel van de abt verwijderd

288 Willem van Nyerkercke, abt van Sint Paulus te Utrecht, beleent Jan Craen, gasthuismeester, met de helft van ongeslagen veen, met veld, en met drie vierendelen uitgeslagen veen, waar het gasthuis de andere helft van heeft, te Hees tussen de Vuurse en de eerste Zandhaar, aan de oostzijde begrensd door Martyn Nanninxs, aan de oostzijde door Jan van Hemerden, of de erfgenamen, met uitzondering van de ondergrift van 25 last veen, lang 46,5 roeden en breed 10 roeden min 2 voet, nadat Bertout Reyners soen afstand ervan heeft gedaan, ten overstaan van de leenmannen Luman Reyners en Peter van Heeze. Zegel van de abt vrijwel verloren

289 Henrick Reyers, schout, Jacop Botter, Jacop Janz en Willam van Lyenler, schepenen, oorkonden dat Servaes Rutgers en Lysbet, zijn vrouw, verklaren schuldig te zijn aan het gasthuis 40 Rodolphus postulaatguldens tegen een jaarlijkse rente van de penning 20. Derde en vierde zegel gaaf, het tweede beschadigd, fragment van het eerste

290 Johan Gerytz, schout van Renswoude van Diricx wege van Culemburch, Reyer van Langeler en Gysbert Tysz, landgenoten en buren, oorkonden dat Jan Bloeme en Tuengen, zijn vrouw, verklaren schuldig te zijn aan Willam van Bloemenweert, rentmeester van het Sint Pietersgasthuis te Amersfoort, 75 gouden Arnoldusguldens te betalen in drie termijnen. Met zegels van de schout en Reyer

291 Heynrick Ghysberts, schout, Evert Aernts, Oude Heynrick Stuep, Gheryt Jacops en Jacop Albert Nagelss, schepenen van Soest, oorkonden dat Albert Peterss heeft overgedragen aan Willam van Blomenweerde, gasthuismeester, 3 Rijnse guldens jaarlijkse erfrente uit een stuk land waar Albert zelf op gewoond heeft, Ghysse Neve land genaamd. Met zegels van de oorkonders, het vierde beschadigd

292 Willam van Byler, schout, Jacop Botter, Wyllam van Lyenler en Henric Duwer, schepenen, geven vidimus van twee akten d.d. 24 november 1434. In vidimus d.d. 2 maart 1502

293 Johan van Wede, knape, oorkondt dat hij Ghysbert Amellz, namens het gasthuis beleent, met de tienden van Ffyengheer en van de Wetering, nadat Gheertruyt Geryt Hamertvelts dochter, met Zander Henrics haar man en voogd, hier afstand van heeft gedaan, waarvoor Ghysbert hulde en eed gedaan heeft, ten overstaan van de leenmannen Aelbert Dyer en Willam van Bloemenweerde. Het zegel van de oorkonder beschadigd

294 Willam de Wyse, schout, Claes Goirts, Aernt Moy en Thomaes [Pyll], schepenen, oorkonden dat Byatruys Willam Pylen dochter, met Willam Pyll haar neef en voogd, heeft overgedragen aan Broenis van Blocklant, ten behoeve van de vicarie die hij gesticht heeft in de Sint Joriskerk, 5 gouden postulaatguldens jaarlijkse rente die Byatruys had uit al de goederen van Pouwels Corneliss en Mechtelt zijn vrouw, conform de akte waardoor deze is gestoken. Met zegels van de oorkonders meer of minder beschadigd. Transfix van akte d.d. 7 september 1480

295 Willam de Wyse, schout, Jacop van Dolre, Aernt van Hell en Tomaes Pyll, schepenen, oorkonden dat Peter van Zebeeck en Marie, zijn vrouw, hebben overgedagen aan Willam Corneliss en Alyt, zijn vrouw, een uitmaat, de Cruyscamp geheten, gemeenschappeljk met het gasthuis. Met zegels van de oorkonders, het eerste en tweede beschadigd

296 Willam de Wyse, schout, Aert van Hell, Art Moy en Toenis Brant, schepenen, oorkonden dat Willam Corneliss en Alyt, zijn vrouw, hebben overgedragen aan het gasthuis het achtste deel van een uitmaat, de Cruyscamp geheten, zoals zij het hebben ontvangen van Peter Zebeeck en Marie, zijn vrouw. Met zegels van de oorkonders, de laatste twee beschadigd

297 Burgemeesters, schepenen en raad oorkonden dat zij verkocht hebben, met instemming van de oude raad en de gemeente, aan Alyt Wulfer Verhorres dochter een jaarlijkse lijfrente van 3 Rijnse guldens, van welke rente Ricout Philipz en Goutgen, zijn vrouw, tijdens hun leven heffers zullen zijn. Met fragment van het grootzegel van de stad

298 Steven van Suylen van Nyevelt, landcommandeur van de Balije van Utrecht van de Duitse Orde, gemachtigde van Steven van Suylen van Nyevelt, heer van Broechusen, zijn broer, beleent Dirck Dirck Lamberts soens z[oen] met de tiende van Groten Daexellair met de twee delen van de Hogenbroick, waarmee voorheen Geertruyt Aernt Segers soens dochter, zijn moeder, beleend was, ten overstaan van Beernt Uten enghe, leenman van het Sticht, en Goessen van Voirde, leenman van de abdij van Sint Paulus. Met zegel van de commandeur

299 Dierck Lamberts, schout van Zeist, oorkondt dat voor hem en Lambert Hermens en Henrick Henrics, buren, Tyman Peter Tymans minderjarige kind, met vier verwanten, Peter van Hese en Heymen Henrics, van vaderszijde, en Willam Everts en Gysbert zijn broer, van moederszijde, heeft overgedragen aan Willam van Bloemenweert, namens het gasthuis, een morgen veen, de derde morgen van het veen waarvan Tys Trants erfgenamen de eerste morgen en zes last ontvangen hebben en het kind de tweede, aan de oostzijde begrensd door Jan Bot en Rutger Stael of hun rechtsopvolgers, aan de westzijde Heinric Botter. Met zegel van de schout

300 Willam de Wyse, schout, Geryt van Schayck, Eelgis van Wede en Goirt Lamberts, schepenen, geven vidimus van twee akten d.d. 25 september 1466 en een d.d. 2 januari 1467. Derde zegel gaaf, eerste twee beschadigd en vierde verloren

Records 301 t/m 400

Records 401 t/m 500

Records 501 t/m 600

Records 601 t/m 613

Bijlagen

laatste wijziging 11-11-2022

2.267 beschreven archiefstukken

23 gedigitaliseerd

totaal 6.276 bestanden

Delen

Stel een vraag of plaats een opmerking op de tijdlijn

Duurzaam webadres

Mijn Studiezaal

Reageren