Wouter Claesz, rentmeester en bewaarder van de arme huiszittende provenieren genaamd de Poth, met instemming van schout, burgemeesters, schepenen en raad van Amersfoort voor hem en de Potbewaarders van nu en de toekomst, heeft verklaard dat hij de Celzusters, te weten Geertruyt Brinck, moeder, Anthonia Jacops dochter, procuratrix, zuster Ursula, Lysgen Aerts, Jan Geryts, Aeltgen Geryts en Armgaert Wouters dochter heeft ontvangen als bewoners in het huis naast het Pesthuis, dat hij aan hen in eigendom heeft opgedragen, strekkend tot de rekenkamer, met een hof, turfschuur c.a. tot aan de straat en hen het gebruik van kerk en kapel heeft toegestaan, tevens van de rekenkamer als gemeenschappelijk spinhuis-ingaande na de dood van Ceel, moeder, met dien verstande dat de Pothbroeders daarvan gebruik kunnen blijven maken onder meer vijf keer per jaar voor het afhoren van de rekening; dit alles vanwege het vertrek van de zusters uit hun klooster zodat prior en convent van de Birkt zich daar kunnen vestigen tot voordeel van de stad, waarbij de zusters voor hun eigen onderhoud zullen zorgdragen en slechts voor zover in hun vermogen ligt gezien hun leeftijd, belast zullen worden met de ziekenzorg en onder vaststelling dat bij onverhoopt uitsterven van de gemeenschap dit alles zal komen aan het godshuis de Poth ten behoeve van de genoemde ziekenzorg;
Geertruyt Brinck, moeder en Anthonia Jacops dochter, procuratrix, met instemming van de gemene zusters, verklaren met hun visitatoren heer Johan van Zuylen, prior van het convent van de Birkt en heer Cornelis, prior van Oud Naarden, dat zij hebben ingestemd met het bovenstaande. Oorspr. Met de zegels van de oorkonders, het eerste en derde verloren.
Wouter Claesz, rentmeester en bewaarder van de arme huiszittende provenieren genaamd de Poth, met instemming van schout, burgemeesters, schepenen en raad van Amersfoort voor hem en de Potbewaarders van nu en de toekomst, heeft verklaard dat hij de Celzusters, te weten Geertruyt Brinck, moeder, Anthonia Jacops dochter, procuratrix, zuster Ursula, Lysgen Aerts, Jan Geryts, Aeltgen Geryts en Armgaert Wouters dochter heeft ontvangen als bewoners in het huis naast het Pesthuis, dat hij aan hen in eigendom heeft opgedragen, strekkend tot de rekenkamer, met een hof, turfschuur c.a. tot aan de straat en hen het gebruik van kerk en kapel heeft toegestaan, tevens van de rekenkamer als gemeenschappelijk spinhuis-ingaande na de dood van Ceel, moeder, met dien verstande dat de Pothbroeders daarvan gebruik kunnen blijven maken onder meer vijf keer per jaar voor het afhoren van de rekening; dit alles vanwege het vertrek van de zusters uit hun klooster zodat prior en convent van de Birkt zich daar kunnen vestigen tot voordeel van de stad, waarbij de zusters voor hun eigen onderhoud zullen zorgdragen en slechts voor zover in hun vermogen ligt gezien hun leeftijd, belast zullen worden met de ziekenzorg en onder vaststelling dat bij onverhoopt uitsterven van de gemeenschap dit alles zal komen aan het godshuis de Poth ten behoeve van de genoemde ziekenzorg;
Geertruyt Brinck, moeder en Anthonia Jacops dochter, procuratrix, met instemming van de gemene zusters, verklaren met hun visitatoren heer Johan van Zuylen, prior van het convent van de Birkt en heer Cornelis, prior van Oud Naarden, dat zij hebben ingestemd met het bovenstaande. Oorspr. Met de zegels van de oorkonders, het eerste en derde verloren.
Kenmerken
VOLLEDIG:
Archief Eemland, Amersfoort. Toegang 0100 Stichting Armen de Poth te Amersfoort, 1342-1999
VERKORT:
NL-AmfAE 0100