Renswoude

 

Renswoude ligt tussen het Veluwemassief en de Utrechtse Heuvelrug, in het midden van de Gelderse Vallei. Renswoude is een voornamelijk agrarische gemeente, bestaande uit één kern en verspreid liggende boerderijen.

Eerste ontwikkeling

Renswoude  is ontstaan als lintbebouwing aan een dorpsweg, noordwestelijk van het in de zeventiende eeuw herbouwde kasteel. De Emmikhuizerberg neemt door zijn hoge ligging (ruim 21 meter boven N.A.P) in het zuiden van de gemeente een bijzondere plaats in het valleilandschap in. Het dorp is rondom ingebouwd door vestingwerken en kan dus met recht een vestingplaats genoemd worden. Renswoude maakt deel uit van de Grebbelinie, een krijgs- en cultuurhistorisch fenomeen van groot belang. De kaden en forten van deze voormalige verdedigingslinie vertellen ons zowel over een ver als recent verleden.

Eeuwenlang bestond de landbouw in de Gelderse Vallei voornamelijk uit akkerbouw. Vee was nodig om het bouwland te kunnen bemesten en stond zo in dienst van de akkerbouw. De lichte zandgronden hadden veel mest nodig om vruchtbaar te worden. De mest werd geleverd door schapen, die 's nachts binnengehouden werden in schaapskooien.

In 1815 bestond het grondgebied van Renswoude uit ruim 400 hectare bouwland, bijna 20 hectare weiland, zo'n 130 hectare bos, nauwelijks veengrond en ongeveer 850 hectare woeste velden, voor een groot deel bestaande uit heide.

Het dorp had één buitenplaats, 145 woningen, twee kerken en 854 inwoners. Er waren vier grote boerderijen, 34 kleine hoeven en 25 'keuters' of arbeiderswoningen. Een derde deel van het bouwland werd voor rogge gebruikt, tweederde voor boekweit, en dat vooral als veevoer. Het houtgewas werd voornamelijk als brandstof gebruikt.  Varkens en kippen werden slechts voor eigen gebruik gehouden. Helaas is het aantal schapen niet bekend, maar dit moet aanzienlijk zijn geweest. De schapen leverden wol, de grondstof voor de wolkammerijen in het dorp.

De grote oppervlakte aan heidevelden heeft ook de bijenteelt tot ontwikkeling gebracht.

Vanaf 1880

Ontwikkelingen aan het einde van de negentiende eeuw zoals de uitvinding van de stoommachine en de aanleg van een (spoor)wegennet maakten de aanvoer van elders geproduceerde goederen goedkoper. De arbeidsintensieve interne markt kon hiermee meestal niet concurreren.

Renswoude is zich na 1880 gaan toeleggen op andere vormen van landbouw. Door de uitvinding van de kunstmest kwamen er nieuwe mogelijkheden en werd veel heidegrond ontgonnen. Hierdoor ontstonden betere weilanden, waarop melkvee werd gehouden.

De bouw van een roomboter-stoomfabriek in 1899 verbeterde de verwerking en de afzet van melkproducten. Ook de oprichting van een coöperatieve landbouwvereniging in 1914 betekende een versterking van de eigen mogelijkheden.

Na de Tweede Wereldoorlog werden vele natuurlijke waterlopen gekanaliseerd, zodat de afwatering van gronden sterk verbeterde.

Kenmerkend voor het midden van de Gelderse Vallei was en is het coulissenlandschap, een halfopen landschap dat door de beplanting en bebouwing het karakter van een toneel met coulissen heeft. Door de eeuwen heen is dit landschap blijven bestaan, maar wel veranderd qua gewassen.

De drie bedrijventerreinen binnen de gemeente zorgen voor een stuk werkgelegenheid en zijn volledig uitgegeven.

De oppervlakte van de gemeente is 18,52 km² en het aantal inwoners (eind 2010) is 4.744.