Soesterkwartier

Het gebied van deze wijk vormde oorspronkelijk de geleidelijke overgang van de Amersfoortse Berg naar de veel lager gelegen gronden langs de Eem. Het hoorde tot ongeveer 1850 bij het buitengebied van Amersfoort. Tussen de stad en Soest lagen enkele buitenverblijven zoals de villa Puntenburg en de buitenplaats Berg en Dal maar ook boerderijen, een oliemolen langs de Eem en zandweggetjes.

In de middeleeuwen liep hier een doorgaande (zand)weg naar Soest, de Oude Soesterweg, over de huidige Noordewierweg, Puntenburgerlaan, Brouwersstraat en Snouckaertlaan. In 1815 werd een nieuwe, kortere verbinding met Soest, de huidige Soesterweg, aangelegd vanaf de huidige Snouckaertlaan tot aan de toenmalige Bovenbirktse of Turfweg.

Op de hoek van de huidige Puntenburgerlaan en de Noordewierweg lag het landhuis Puntenburg. Tussen 1748 en 1805 woonde hier de Amersfoortse dichter Pieter Pijpers. Het huis is in het begin van de jaren 1930 afgebroken. Tegenwoordig staat er het verzorgingshuis Puntenburg.

Met de komst van twee spoorlijnen in de jaren zestig en zeventig van de negentiende eeuw werd een afgebakend gebied gecreëerd dat aanvankelijk de toepasselijke benaming Spoorwijk kreeg. De spoorlijn Utrecht-Amersfoort-Zwolle uit 1863 gaf de begrenzing aan de zuidoostkant en de spoorlijn Hilversum-Amersfoort-Rhenen uit 1874 vormde de grens aan de westkant. Het spoor, het station en de bijbehorende bedrijvigheid stimuleerden het ontstaan en de groei van een woonwijk. Woningen werden gebouwd om spoorarbeiders onderdak te bieden. Het grote spoorwegemplacement, de overslag en de wagenwerkplaats boden werk voor vele gezinnen in de wijk.

In 1919-1920 werd een uitbreidingsplan ontworpen. De saaiheid van de lange blokken aan rechte wegen werd losgelaten en meer en meer deed het groen zijn intrede in de arbeiderswijk. De gemeente bedacht drie stervormige buurten voor het Soesterkwartier. Hiervan is één in 1919 tot stand gekomen in de omgeving van de Lelie- en Narcisstraat. In jaren 1930 werden de woningen in de Rivierenbuurt gebouwd. Hier vestigden zich 'de witte boorden' onder het spoorwegpersoneel.

In de jaren vijftig werd het Soesterkwartier voltooid op grond van het stedelijke uitbreidingsplan van 1949. Het gebied ten noorden van de Noordewierweg werd volgebouwd. Ten midden van veel groen verrezen flatgebouwen die de ruim opgezette woonstraten fraai afsluiten. Tussen 1952 en 1962 werd de Amsterdamseweg aangelegd. Deze doorgangsweg vormt de grens tussen de woonwijk en het industrieterrein Isselt dat tot de gemeentegrens in het noordwesten ging reiken. Bovendien werden - na jaren van discussie - de stadsring en de tunnel onder de spoorlijn aangelegd waardoor de wijk een betere verbinding kreeg met de rest van de stad. De tunnel werd in 1958 geopend en de Soesterkwartierders hoefden voortaan niet meer voor gesloten spoorbomen te wachten.

De straten in het Soesterkwartier zijn genoemd naar diverse rivieren, Nederlandse provincies, Nederlandse kunstschilders en verschillende soorten planten, bloemen en bomen.

Foto

Het buitenhuis Puntenburg. Dit lag bij de splitsing tussen Oude Soesterweg en Isseltseweg nabij de Wolversteeg; ongeveer op de plek van het huidige bejaardentehuis Puntenburg. ca. 1930 - Puntenburg is in het begin van de jaren 1930 afgebroken. Het was toen inmiddels een café.

Foto

Winkel/woonhuizen aan de Soesterweg. Vermoedelijk nrs. 220-212. ca. 1910 - ca. 1930 Niet gedigitaliseerde ansichtkaarten van de Soesterweg: 50786, 50790.

Literatuur:

  • Max Cramer, Amersfoort. Basisplan bestaand stedelijk gebied. Historische wijkanalyse (Amersfoort, 1991).
  • Werkgroep 'foto en route', Dit is het Soesterkwartier. Van verleden tot heden (Amersfoort, 2004).
  • M.A. Cramer, "De groei van de stad" deel 6 van: D.G.J. Elias (ed.), Amersfoort zoals het was (Zwolle 1996).