Lazarus is de naam van de verlamde bedelaar, vol zweren, in de gelijkenis van Lucas 16: 19-31 voor de deur van de rijke man. Beiden sterven: de arme komt in Abraham's schoot, de rijke in het dodenrijk; de rijke heeft alles bij zijn leven gehad, de arme krijgt het in de hemel.
Lazarushuis
of Melatenhuis
Stond buiten de Kamperbuitenpoort, O van de stad, N-zijde Hogeweg, ter hoogte van de Magelhaenstraat. Gesticht tussen 1404 en 1416, er aan verbonden was de St. Andreas kapel; gesloten in 1641, de bewoners worden in de stad (Achter Davidshof) ondergebracht. In de loop van de tijd is het oorspronkelijke L een tabaks-boerderij geworden met een bijgebouwde schuur; 1672 beschadigd (Belegeringen); in 1804 na de fusie van het St Pieters- en Blo(c)klandsgasthuis verkocht; 1858 afgebrand.
Referentie(s): Van Kalveen, 1983; Hovy, 1986 p.80.
Zie ook: Melaatsheid