(ook wel Grote Schole; uitsluitend voor jongens).
Opgericht eind XIV; 1389 oudste vermelding.
Het wel genoemde oprichtingsjaar 1376 is in zwang gekomen toen in 1876 de Wet op het Hooger Onderwijs rechtskracht kreeg; men vierde toen het 500-jarig bestaan van de in de nabije toekomst op te heffen Latijnse School; bij die gelegenheid hield rector Dr D. Burger een redevoering besloten met een vleiend pleidooi (pp.17-18) tot het gemeentebestuur om de school, wegens het al gedurende vijf eeuwen voortbrengen van voortreffelijke leerlingen, in te richten volgens de nieuwe wet; over nog eens 500 jaar zou deze geste van het stedelijk bestuur met dankbaarheid herdacht worden! Vijf jaar later ontstond het Pro-gymnasium; 2 jaar daarna een volledig Gymnasium; in 1926 en 1976, vierde men vrijwel kritiekloos het 550-, respectievelijk 600-, jarig bestaan; van de vroegste geschiedenis is echter in feite niet veel bekend, het eigen Archief is verloren gegaan.
Rond 1600, onder rector (in zijn tweede periode: 1594-1618) Johannes Cornelius Gesselius was er sprake van dat de L S zou worden omgezet in een Universiteit (1), in 1602 raakt dit plan van de baan door bezwaren vanuit de Leidse Universiteit.
In de eerste eeuwen ligt het accent van de opleiding op de klassieke wereld; in de loop van XIX komen de exacte wetenschappen en de moderne talen daarbij; mogelijk was Conrector Van Oven tevens leraar Duits.
Zie ook: Listrius
Vestigingsplaatsen:
Dat deze plaats niet de eerste vestigingsplaats van de LS is, is in overeenstemming met archeologische waarnemingen.
Referentie(s): F. Snieder in AKPU 1990/91 (1997) pp. 19-20.
Zie ook: Edanus, Gorter, Novesius, Prijsbanden