Huisgeld is een Stedelijke belasting; in zekere zin te vergelijken met de vroegere personele belasting (thans: onroerend zaak belasting OZB); de hoogte ervan (in guldens, stuivers en penningen) is een aanwijzing voor de kwaliteit of sociale status van woning en/of adres. De Blafferd geeft ons voor 1755 een lijst van de hoogte van deze belasting voor de verschillende percelen in de stad. We ronden de klassen af op guldens en we geven hierna in aantallen een frequentie verdeling over percelen (de grens -10 gulden- tussen zwak en sterk sociaal is arbitrair):
Klasse | Aantal |
Nihil | 0022 (zeer klein, afgebrand, afgeschreven) |
<1-4 | 0879 |
5-9 | 0444 |
totaal | 1345 (=ca 80 %) Zwak of laag sociale percelen |
10-14 | 0283 |
15-19 | 0047 |
20-24 | 0014 |
25-29 | 0002 |
>=30 | 0007 |
totaal | 0353 (=ca 20 %) Sociaal sterkere of grote percelen |
TOTAAL | 1698 (= 100%) (zwak+sterk) |
De 7 hoogst aangeslagenen (>=30; om een indruk van de bovengrens te geven) zijn:
2 percelen (30 en 36 gulden), het St Jansklooster (43 gulden), perceel no 1010 aan 't Zand (71 gulden), Latijnse School (of Agnesklooster; 72 gulden), Barbaraklooster (80 gulden) en Marienhof (132 gulden).