Hondeslager, De van de Joriskerk had, naast het verjagen van loslopende honden uit kerk en van kerkhof, nog uitgebreide ordehandhavende taken t.o.v. kinderen; hij moest o.a. voorkomen dat er ruiten ingegooid werden; de aan hem gestelde eisen worden in de jaren 1622, 1625 en 1631 strenger.
Referentie(s): Sprok XXI.