De correspondentie had in de loop der jaren de volgende indeling:
Vanaf 1819 is op elk stuk vermeld in welke vergadering van de burgemeesters, na 1825 burgemeester en wethouders, het is behandeld. De stukken zijn per vergadering genummerd. Over de periode 1813-1832 zijn er "brievenboeken" met afschriften van verzonden brieven. Na 1832 kregen de uitgaande stukken hetzelfde nummer als het ingekomen stuk waar het een antwoord op was.
Rond 1830 is men van de nummering per vergadering afgestapt en kregen de brieven bij inschrijving in de agenda een doorlopend nummer.
Uit de inventaris van het oud-archief van Reynders blijkt dat er bundels ingekomen en verzonden stukken zijn geweest (de zogenaamde resolutieboeken). Daarnaast zijn er nog bijlagen bij de raadsnotulen geweest en series correspondentie met A-, B- en NMS-nummers.
De stukken betreffende het Armwezen (A-nummers) werden in de periode 1837-1872 apart geagendeerd en geordend. Dit had te maken met de omvangrijke administratie als uitvloeisel van de Armenwet (bedeelden moesten door de gemeente waar ze waren geboren onderhouden worden).
De burgemeestersstukken (B-nummers) zijn in de periode 1854-1890 apart ingebonden geweest, maar hiervan is nauwelijks iets teruggevonden.
Tenslotte de NMS-stukken (nationale militie en schutterij). Deze werden ook apart geagendeerd en geordend in de jaren 1835-1875. Hiervan is slechts een klein gedeelte aangetroffen.
Voor alle drie de series geldt dat ze zoveel mogelijk als serie bijelkaar gevoegd zijn en in de inventaris onder de desbetreffende rubriek zijn geplaatst.